Er lag een afscheidsbrief naast haar, vertelde de politieagent mij vlak nadat ze mij had ingelicht over Thérèses dood. Ze overhandigde mij de envelop met, in Thérèses handschrift, mijn naam erop geschreven. Het waren haar laatste woorden aan mij. Het eerste deel van de brief was getypt. Het tweede deel, op de achterzijde, was met de hand geschreven. Ik las de brief en stopte 'm een paar dagen later in een la van de grote witte kast in mijn woonkamer. Inmiddels zijn we zeven jaar verder en nog altijd ligt de brief in die la. Een lade die nooit opengaat, omdat de inhoud pijn doet. Iedere dag loop ik langs de witte kast en weet ik dat die brief erin zit. Het eruit halen om het te verplaatsen en op te bergen op een minder zichtbare plek, kan ik niet, want onbewust zou ik Thérèse daarmee een minder belangrijke plek geven in mijn leven en dat wil ik niet.
Maar de brief drukt op mij. Het benadrukt dat ze alleen is gestorven en daarmee raakt het mijn schuldgevoel: ik heb Thérèse alleen gelaten op het belangrijkste moment van haar leven.
In tranen vertel ik mijn coach op een donderdag in oktober over Thérèses brief.’
‘Wat raakt je?’ vraagt Nina.
‘Nou, het is…,’ stamel ik en ik probeer rust te krijgen in mijn gedachtes. Ze gaan alle kanten uit. Waar moet ik beginnen? Ik kan het niet eens uitspreken. Mijn mond kan de woorden niet vormen. Laat maar, denk ik en ik wuif het met mijn hand weg.
‘Nee, vertel maar,’ zegt Nina standvastig. Ik voel mijn ogen vollopen met tranen en begin te huilen. Dit doet zo’n pijn.
‘Bij de eerste poging die ze voorbereidde, was ik bij mijn ouders. Ze heeft een lange en liefdevolle afscheidsbrief getypt, maar ze heeft de poging niet doorgezet en mij de brief niet gegeven. Vlak voor haar geslaagde poging heeft ze op de achterzijde nog een tekst met de hand geschreven. Een aanvulling. De toon was anders. Er zat meer afstand in haar woorden.’
De tranen stromen over mijn wangen. Al zeven jaar probeer ik dit te negeren. Die toegevoegde woorden van haar, omdat ik haar ik de steek heb gelaten. Ik heb haar alleen laten gaan en ik voel mij zo schuldig. Ik had zo graag gewild dat ik afscheid van haar had kunnen nemen. Dat ze in mijn armen was gestorven. In de getypte woorden van de eerste poging beschrijft Thérèse precies wat we voor elkaar voelden. Maar de handgeschreven woorden op de achterkant doen mij pijn en ik kan het haar niet meer uitleggen. Ik zou alles geven voor een echt afscheid waarin we elkaar voor de laatste keer hadden kunnen zeggen hoeveel we van elkaar hielden. Ik zou haar hebben gezegd dat ik onze liefde voor altijd bij mij zou dragen. Ik zou haar vaarwel hebben gezegd en de hoop hebben uitgesproken om haar weer te zien als ik uiteindelijk sterf. Ik zou haar hebben bedankt voor onze mooie tijd samen. En ik zou haar op het hart hebben gedrukt dat ik haar niets, maar dan ook niets verwijt. Ik zou haar in liefde hebben laten gaan. Maar zo ging het niet. Ik raakte in paniek, omdat ze suïcidaal werd. Ze kon de pijn niet meer aan en haar doodswens groeide groter dan haar realiteitsbesef. Ik moest mijn peuter en mijn baby beschermen. En mijzelf. Want ik wist dat we Thérèse vroeg of laat zouden vinden en dat de politie dan zou onderzoeken of ik iets met haar dood te maken had of dat ik had nagelaten de crisisdienst in te schakelen. Ik moest ons beschermen en ik vertrok met de kinderen.
‘Wil je de brief lezen?’ vraag ik Nina door mijn tranen heen.
‘Als jij wil dat ik hem lees.’
Ik knik en loop naar de lade in de witte kast en haal de afscheidsbrief eruit. Ik overhandig de brief aan Nina en vraag of ze nog een kopje thee wil.
In de keuken droog ik mijn tranen, zet ik de waterkoker aan en ga ik naar het toilet, terwijl Nina Thérèses laatste woorden leest.
‘En?’ vraag ik als ik het glas met hete thee bij haar neerzet. ‘Wat is je conclusie?’
‘Ah,’ glimlacht ze, ‘je wilt van mij een conclusie?’
Ik trek mijn schouders op.
‘Dit,’ zegt Nina en ze houdt de brief omhoog, ‘is tijd.’ Ik zie haar handbewegingen, alsof ze de brief wil dubbelvouwen om het weg te doen.
‘Thérèse had het sowieso gedaan. Ze kon niet verder. Jullie wisten allebei dat het zou gaan gebeuren. Ze had het nodig dat jij wegging. Dit eerste deel is wat ze voelde voor jou. Jij was haar grote liefde,’ zegt Nina. Mijn wangen zijn nat van de tranen. ‘De handgeschreven toevoeging is haar proces om los te kunnen laten. Heb je een vuurkorf?’
‘Een vuurschaal,’ snik ik.
‘Verbrand het,’ zegt ze resoluut met de brief stevig in haar hand. Ze spreekt de woorden zo ferm uit, dat ik er direct van overtuigd ben dat dit moet gebeuren. Het voelt alsof het van bovenaf wordt ingefluisterd. Alsof het Thérèses woorden zijn die nu eindelijk duidelijk maken dat ze spijt heeft van de handgeschreven toevoeging. Van de losse eindjes die ze achter heeft gelaten in haar laatste wanhopige uren. Ik voel het zo sterk en ik voel dat Nina het ook voelt.
‘Maak er een ritueel van.’
‘Ja, dat ga ik doen,’ zeg ik opgelucht en ik draai aan de ring rond mijn vinger. De ring van Thérèse die ik om mijn vinger schoof vlak voor ik haar kist voor de laatste keer sloot. De ring die ik al zeven jaar draag en die mij het gevoel geeft dat Thérèse nog bij mij is. De brief ga ik over enkele dagen ritueel verbranden met alle spulletjes van haar die voor mij pijnlijk beladen zijn. Maar die ring, besluit ik zonder het met Nina te delen, die ring blijft om mijn vinger.
© Copyright 2022 Sietske Scholten - Privacy Beleid - Algemene Voorwaarden