sinds 2017 op Bol.com
lezers ontvangen de nieuwsbrief
lazen haar boeken

De deur valt met een klap achter Harold dicht. De trilling dreunt na in de muren. Philein blijft stokstijf stil staan. Ze voelt hoe de spieren in haar kaken aanspannen. Hoe haar ademhaling versnelt. Een droge hitte stijgt op langs haar hals, trekt naar haar wangen.
Ze gaat niet terug. Wat er ook gebeurt.
Een mengeling van schaamte en woede bruist in haar borst. Het tintelt onder haar huid, zoekt een uitweg, maar er is nergens ruimte. Hij heeft haar opnieuw in een hoek geduwd, maar ze laat zich niet langer bedreigen. Haar vuisten ballen zich als vanzelf. Haar nagels snijden in de plooien van haar handpalmen.
De manier waarop hij tegen haar praat, neerbuigend, alsof ze gek is. Elke zin is een vernedering.
Ze wil zich verzetten, iets roepen, hem achterna schreeuwen dat hij nooit meer terug hoeft te komen, maar haar benen weigeren. Haar lijf luistert niet naar haar. In een flits ziet ze zichzelf door zijn ogen. Verward, onverzorgd en dof van drank.
Haar blik glijdt naar de salontafel waar de fles wodka staat. De schaamte is ondraaglijk. Hij heeft gelijk. Drie jaar lang was ze afhankelijk van hem en op het moment dat ze bij hem wegging, verving ze hem met alcohol. Eenzelfde macht die haar uit zichzelf trok, elke dag een stukje verder.
Ze wil die gedachte verafschuwen, maar iets in haar weigert. Iets dat dieper zit dan verstand. Een trage, pijnlijke erkenning die van binnenuit komt. Er is een grens geraakt die ze niet langer kan negeren.
Ze loopt naar de salontafel. Elke stap voelt als lood. De zwaartekracht trekt aan haar, alsof hij haar klein wil houden.
Ze strekt haar hand uit. De fles voelt koel en glad tegen haar huid. Ze tilt hem op. De vloeistof klotst zacht tegen het glas. Ze verlangt naar een slok. Eén slok maar, om alles te dempen. Eén brandende teug om het denken stil te leggen. Maar tegelijk welt de afkeer omhoog. Scherp en zuur, diep uit haar buik, als braaksel dat niet loskomt.
Ze kan niet langer zo doorgaan. Harold zal haar kapotmaken tot ze kruipend bij hem terugkomt. Ze weet het. Hij kent haar zwakte. Hij weet elke kier waar hij naar binnen kan.
Ze heeft geen idee wat hij van plan is, maar ze weet dat hij wacht tot ze geen kant meer op kan. Waar moet ze heen met Idise als het strandhuisje geen optie meer is?
Haar blik blijft rusten op de fles. Als ze blijft drinken, heeft ze geen helderheid. Wat als hij Jeugdzorg belt? En wat als ze Idise verliest, omdat ze niet sterk genoeg is om nuchter te blijven? Doelde hij daarop met zijn dreigement?
Ze voelt haar keel samentrekken. Een gierende paniek stijgt op. Ze drukt haar lippen op elkaar. Ze weet dat ze moet stoppen.
Niet morgen. Niet later. Nu.
Haar hand trilt als ze de fles oppakt. Ze loopt naar de keuken en zet hem op de rand van de afzuigkap achter de olie. Een kleine handeling, maar het voelt slopend.
‘Mama,’ klinkt het stemmetje van Idise van ver.
Philein draait zich om.
‘Ik ben hier, lieverd,’ roept ze met hoge stem. ‘Papa kwam even wat vragen. Hij is alweer weg, liefje. Er is niets aan de hand.’
Haar blik glijdt opnieuw naar de fles. De dorst trekt aan haar keel.
Ze moet hier weg. Ze moet ademhalen voor ze weer toegeeft.
‘Idise, we gaan een stukje wandelen,’ roept ze naar de vliering.
Philein pakt haar jas van de kapstok, trekt hem snel aan, alsof het huis haar dreigt op te slokken als ze niet snel genoeg vertrekt.
Ze moet eruit. Nu.
Ze opent de deur, blijft op de drempel staan en het felle licht overvalt haar. Ze knijpt haar ogen dicht en steekt haar arm omhoog om haar gezicht te beschermen. De novemberzon staat laag maar scherp, als een witte vlam aan de rand van de lucht. De warmte verrast haar. Ze schudt haar jas uit en hangt hem terug aan de kapstok.
‘Een jas is niet nodig,’ zegt ze tegen Idise.
Hijgend van inspanning bereikt Philein de top van het duin. Achter haar ligt de rij strandhuisjes, voor haar strekt het landschap zich uit. Golvende heuvels bleek van zand en helmgras die als een deken tot aan de bosrand reiken. De wind trekt zacht aan haar haar en blaast losse plukken in haar gezicht. Ze veegt ze weg met een trage beweging.
In de verte glanst het bos in het lage novemberlicht, de bladeren in alle tinten tussen goud en roest, amber en dofbruin.
Idise loopt voor haar uit. Haar jurkje wappert in de wind. Tegen het licht lijkt de dunne stof bijna doorschijnend.
‘Wacht op mama, liefje,’ roept ze. Haar stem klinkt schor van het hijgen.
Het geluid verwaait tussen de duinen en het geruis van de zee achter haar. Philein begint de helling naar beneden af te lopen. De zon brandt op haar bleke gezicht. Haar ogen tranen van het felle licht dat weerkaatst tegen het zand.
Ze strekt haar arm uit en laat haar vingers door het helmgras glijden. De stugge sprieten prikken in haar huid, blijven haken aan haar mouw. Het gras sist als een fluistering in de wind.
Elke stap vraagt kracht, alsof het duin haar niet wil laten gaan. Ze voelt haar kuiten branden. Haar heupen doen pijn. Ze hoort haar eigen ademhaling en het verre geroep van een meeuw. Dan zet ze zich weer in beweging, moeizaam, alsof elke stap haar verder wegvoert van iets wat ze terug wil halen.
Het pad slingert verder tussen de duinen. De zon prikt in Phileins ogen en maakt haar duizelig. Ze merkt hoe haar benen zwaar worden, hoe haar spieren trillen bij elke stap. De alcohol trekt langzaam uit haar bloed en verdunt de roes die als een deken over haar heen ligt. Ze blijft even staan, buigt voorover en zet haar handen op haar knieën. De grond golft onder haar. Alles in haar lijf protesteert. Haar hart, haar maag, haar keel die droog brandt van de dorst. De gedachte aan de fles in het strandhuisje trekt aan haar, smeekt haar om terug te keren. Maar ze recht haar rug en kijkt op naar Idise die een stuk verder voor haar uitloopt. Haar kleine gestalte beweegt licht, bijna zwevend, tussen de duintoppen.
Philein knippert, de zon flitst even over haar netvlies. Als ze weer kijkt is Idise weg.
De lucht trilt en een koude rilling trekt door Philein heen. Ze knippert opnieuw en daar staat ze weer, precies op dezelfde plek, stil, met het hoofd iets schuin.
Philein begint te lopen, sneller nu. De angst in haar buik groeit bij elke stap. Ze mag haar niet kwijtraken.
De duinen hellen af. Het pad slingert verder, waar het duin overgaat in struikgewas en tenslotte in bos. Philein volgt Idise het pad af, het lage zand over, het bos in. Het licht verandert. De geur van zout vervliegt en maakt plaats voor vochtige aarde, mos en rottend blad.
Haar hoofd bonst, haar slapen kloppen. Ze veegt een haarlok uit haar gezicht, maar haar vingers trillen. De scherpte van het nuchter worden is genadeloos. De wereld wordt te hard, te fel. Elke stap doet haar lichaam tintelen, alsof het zand, het mos en de lucht haar willen terugduwen in de roes die ze net is ontvlucht. Het wegtrekken van de alcohol is als een wond die zich opent en laag voor laag, rauw ontbloot.
Doorlopen.
Dieper in het bos is het pad is nauwelijks meer zichtbaar. Het mos en blad hebben het overgenomen. Takken kraken onder Phileins schoenen, schors schuurt langs haar mouw. De lucht is vochtiger hier, zwaarder, doordrenkt van aarde en schaduw. De zon breekt niet langer door de bladeren.
Tussen de stammen ziet Philein in een waas de lichte jurk, het donkere haar dat meebeweegt op het ritme van de wind, maar ze houdt haar nauwelijks bij.
‘Niet zo snel,’ roept ze.
Een vogel vliegt laag over, zijn vleugels slaan een korte windvlaag tegen haar gezicht. Ze schrikt, kijkt kort op, maar als ze zich terugdraait is Idise weg.
Phileins blik schiet heen en weer tussen de bomen en de struiken.
‘Idise?’
Ze draait een paar keer om haar as. De bomen lijken dichterbij te komen, alsof ze zich rondom haar sluiten. De duizeling keer terug, haar zicht trilt. Haar maag trekt samen en zuur brandt in haar keel. Waar is Idise? Ze weet niet meer waar ze vandaag kwam.
Ze zoekt met haar blik naar beweging, naar het witte jurkje tussen de donkere stammen.
Niets.
Dan hoort ze iets. Verderop klinken stemmen. Hoog, helder en vrolijk.
‘Idise?’
Ze rent richting het geluid. De bomen worden dunner, het licht breekt open. Maar een lange strook struiken blokkeert haar doorgang. Met een hand duwt ze een tak opzij en tussen het blad door ziet ze beweging. Twee kinderen klimmen op een dode boomstam op een open plek in het bos. Eén probeert te balanceren met zijn armen wijd, een ander springt van de bast af, landt op zijn knieën in het gras en lacht luid.
‘Hailey, Felix, Dave,’ roept een vrouw opgewekt. Haar stem draagt ver door de bomen.
Philein blijft kijken, gevangen in het beeld van het gewone moment.
Een vrouw staat naast een verweerd bankje aan de rand van de open plek. Ze opent een rugzak en haalt er een broodtrommel uit.
‘Broodjes!’
Dan hoort Philein een stukje verderop een tak kraken. Tussen het kreupelhout, een paar meter naar links, ziet ze een glimp van kleur.
Philein knijpt haar ogen samen. Daar, half verscholen achter een lijsterbes ziet ze haar staan. Het licht dat tussen de stammen valt, speelt over haar bruine haartjes, over haar schoudertjes en ruggetje. Geconcentreerd buigt ze zich voorover, over een struik vol rode bessen. De trossen glanzen vochtig, rond als druppels bloed in het diffuse licht. Haar kleine vingers bewegen langzaam. Eén voor één plukt ze een besje, legt hem in haar handpalm, bekijkt hem en laat hem weer vallen.
Philein blijft staan. De wereld trekt zich terug tot alleen dat beeld van het meisje, de rode besjes en het licht dat zacht over haar heen valt.
Haar keel trekt samen. Ze opent haar mond.
‘Daar ben je,’ fluistert ze opgelucht.
Het leuke van een BlogThriller is dat je niet in je eentje leest, maar samen met een hele groep andere lezers. Iedereen ontvangt op dezelfde dag hetzelfde hoofdstuk en in onze besloten Facebookgroep praten we erover verder.
👉 Hoe vond jij dit hoofdstuk?
👉 Welke verdenkingen heb je?
👉 Of welke vragen spoken er door je hoofd?
Het is zo gezellig om te lezen hoe iedereen het verhaal beleeft. Soms zie je dingen die een ander helemaal gemist heeft, of denk je opeens: hé, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten!
Ik zou het heel leuk vinden als je erbij komt en je gedachten deelt. Samen lezen maakt het verhaal nog spannender én gezelliger.