sinds 2017 op Bol.com
lezers ontvangen de nieuwsbrief
lazen haar boeken

Het zachte gezoem van machines vult de steriele ziekenhuiskamer als een mechanische ademhaling. Een ritme dat al dagen onafgebroken door de ruimte klinkt. Philein zit dicht tegen het bed aan. Haar vingers omvatten Idises kleine, slappe handje verpakt in wit verband waar het infuus onder verdwijnt.
De slang in haar mond beweegt licht mee bij elke kunstmatige inademing. Telkens als het apparaat lucht in haar longen blaast, tilt haar borstkas zich een beetje op. Niet soepel, maar kort en schokkerig, alsof haar lichaam niet meer weet hoe het moet ademen.
Overal op haar lijfje zitten plakkers met draden. Om haar bed wordt ze omringd door lichtjes, pieptonen, slangen en cijfers.
‘Lieverd,’ fluistert Philein, haar lippen dicht bij Idises oor. ‘Als je straks weer wakker bent gaan we naar het strand, ja? Naar ons huisje. Jij mag het eerste schelpje vinden, weet je nog? Zo’n roze die glimt in het zonlicht.’
Ze probeert te lachen, maar het geluid klinkt leeg.
‘En dan bouwen we weer een zandkasteel. Zo groot dat de golven het niet meenemen. Jij graaft de slotgracht. Ik maak de torens.’
Ze legt het konijnenknuffeltje dichter tegen haar hoofdje. De vacht is dof en ruikt vaag naar thuis, naar wasmiddel, zon en Idise. Voorzichtig strijkt ze een plukje haar van haar voorhoofdje, langs de tape van de slang.
De deur gaat op een kier. Rubberen zolen piepen op het linoleum. Philein richt zich op en ze ziet de verpleegkundige binnenkomen. De vrouw werpt een korte blik op de monitor, noteert iets, drukt een knopje in om het alarm te dempen.
‘Denkt u ook aan uzelf, mevrouw Van Asselt?’
Philein ontwijkt haar blik.
‘Moeilijk hè, om haar zo te zien,’ zegt de verpleegkundige na een korte stilte. ‘Roept u als u iets nodig heeft?’
Philein knikt, zonder Idises handje los te laten.
De verpleegkundige stelt iets bij aan het infuus en verdwijnt dan door de deur die geruisloos achter haar sluit.
Philein brengt haar mond terug bij Idises oor.
‘Weet je nog hoe de zee ruikt, liefje?’ fluistert ze. ‘Zout en wind en zonnebrand. En altijd zand tussen je tenen.’
Ze glimlacht opnieuw.
‘En dan frietjes bij de strandtent. Met te veel mayonaise. Jij vindt dat vies en lekker tegelijk.’
Ze wacht. Alleen de machine antwoordt met een zucht, een piep, en weer een stilte.
Heel even sluit Philein haar ogen. Achter haar oogleden ziet ze de duinen in het avondlicht, hoort ze het zachte ruisen van de zee, voelt ze het warme zand onder haar voeten, het gewicht van Idises handje in de hare als ze rennen naar de branding in het gouden licht van de zakkende zon boven de horizon.
Maar als ze haar ogen weer opent, is er alleen het bleke licht van het ziekenhuis.
‘Ik ben hier,’ zegt ze. Haar stem is nauwelijks hoorbaar. ‘En ik blijf bij jou. Voor altijd.’
Ze legt haar voorhoofd tegen Idises onderarmpje. Het zachte gesis van de beademing klinkt in de stilte.
Dan hoort ze de deur opnieuw opengaan. Ze hoeft niet op te kijken om te weten dat het Harold is. Ze voelt het onmiddellijk. De verandering in de lucht. De kleine elektrische trilling die door haar heen gaat, het samentrekken van haar maag. Ze voelt hoe haar lichaam in de waakstand schiet om zichzelf te beschermen tegen wat er ook gaat komen.
Hij blijft staan, een paar passen achter haar. Ze hoort het zachte geritsel van zijn kleding, het schuiven van stof als hij zijn handen in zijn zakken steekt.
‘Ik ben gelijk gekomen zodra ik je bericht zag,’ zegt hij. Zijn stem is laag en beheerst, maar ergens onder de oppervlakte siddert iets onrustigs. ‘Is de arts al geweest?’
‘Nog niet,’ antwoordt ze zonder op te kijken. Haar stem klinkt vlak.
‘Waar gaat het over? Is er iets veranderd?’
Philein streelt de kleine vingertjes die onder het verband uitsteken.
Ze schudt langzaam haar hoofd.
‘Nee.’
Harold zegt niets en de stilte die volgt is dik en geladen. Ze voelt hem achter zich. De spanning verspreidt zich als een koude mist door de kamer. De ingehouden woede vult de ruimte en de onuitgesproken verwijten hangen tussen hen in.Hij hoeft de woorden niet uit te spreken om te weten wat hij denkt. Ze kent elke zucht van hem, elke microbeweging in zijn lichaam. De stilte waarmee hij zwijgt, voelt harder dan de werkelijke woorden.
Alles in haar probeert stil te blijven, niet te reageren, niet te breken onder het woordeloze oordeel dat hij met zich meedraagt.
Ze ademt diep in en tilt haar hoofd iets op om Idises gezichtje te zien. Haar wimpers liggen stil tegen haar bleke huid. Haar borstkas beweegt op het ritme van de machine.
‘Meneer en mevrouw Van Asselt?’ doorbreekt de stem van de arts de stilte vanuit de halfgeopende deur.
Philein kijkt op. Een golf van zenuwen overspoelt haar.
Harold schiet overeind uit zijn stoel.
‘Is er nieuws?’ vraagt hij snel.
‘Ik zou u graag even willen spreken in mijn kamer. Loopt u mee?’ vraagt de arts.
Philein geeft een zacht kneepje in Idises arm.
‘Ik ben zo terug, liefje,’ fluistert ze. Haar stem stokt in haar keel.
Dan staat ze op. Haar benen trillen, alsof ze niet meer weten hoe ze haar gewicht moeten dragen. Ze volgt de arts en Harold de lange witte gang in tot ze hij aan het einde van de gang een deur opent. Hij draait zich half om en wacht tot ze bij hem zijn.
‘Neemt u plaats,’ zegt hij zacht en hij wijst naar de stoelen aan de tafel in het midden van kleine spreekkamer.
Philein loopt de kamer in. Aan de muur hangt een vergeeld anatomisch schema van het menselijk brein. Op de tafel staat een karaf met water waarin een paar luchtbelletjes tegen het glas plakken. Ernaast staan drie opgestapelde glaasjes en een doos tissues.
Ze schuift langzaam een stoel naar achteren. Ze gaat zitten, vouwt haar handen tussen haar knieën en drukt ze stevig tegen elkaar aan. Haar vingers voelen klam en koud.
Ze kijkt naar Harold, terwijl hij zich laat zakken op de andere stoel naast haar. Zijn gezicht is grauw, de huid onder zijn ogen blauwgrijs. Zijn lippen staan strak en zijn kaken zijn gespannen.
De arts neemt plaats aan de andere kant van de tafel. Hij vouwt zijn handen in elkaar, ademt langzaam uit en kijkt even naar het tafelblad voor hij zijn blik op hen richt.
‘Ik ga het zo eerlijk mogelijk zeggen,’ begint hij en de lucht lijkt dikker te worden.
Hij kijkt van de een naar de ander.
‘Uw dochter heeft te lang zonder zuurstof gezeten.’ Zijn stem blijft laag, maar de woorden komen als slagen. ‘Ondanks alle inspanningen is er geen hersenactiviteit meer waarneembaar.’
Philein hoort de woorden, maar ze glijden langs haar heen. Haar blik dwaalt af naar de karaf waar een druppel water langzaam langs het glas naar beneden zakt.
‘De beademing houdt haar lichaam in leven,’ zegt hij, ‘maar haar hersenen functioneren niet meer. De kans op herstel is…’ Hij aarzelt, zoekt naar een woord dat de werkelijkheid draaglijker maakt, maar het komt niet. ‘Nihil.’
‘Ze ademt,’ zegt ze. Haar stem is dun en breekbaar.
‘Dat doet de machine, mevrouw,’ onderbreekt hij haar. ‘Het apparaat zorgt dat er lucht in haar longen komt. Het hart klopt nog, maar alleen dankzij medicatie. Haar hersenstam geeft geen signalen meer door.’
Het suizen vult haar hoofd, als een plots stijgende druk onder water. Ze voelt haar hart in haar keel. Nauwelijks krijgt ze nog adem.
‘Dus… u zegt dat er geen kans meer is?’ vraagt Harold. Zijn stem klinkt onherkenbaar hoog.
De arts schudt langzaam zijn hoofd.
‘We hebben de scans meerdere keren herhaald,’ zegt hij. ‘Er is geen enkele reactie. Geen hersenactiviteit, geen reflexen.’
‘Maar ze leeft,’ roept Philein uit.
De arts kijkt haar aan, zonder oordeel, maar met een alleszeggende blik.
‘Zonder ondersteuning zou haar hart al gestopt zijn. Haar lichaam leeft, maar zij niet meer.’
Ze hoort het, maar haar verstand weigert te volgen.
‘U staat nu voor een keuze,’ gaat de arts verder. Zijn stem klinkt gedempt, alsof hij door een laag watten spreekt. ‘We kunnen haar blijven ondersteunen, maar dat betekent dat ze volledig afhankelijk blijft van de machines. Of u kunt ervoor kiezen om de beademing te stoppen. In dat geval zorgen wij dat het rustig en menselijk verloopt. Zonder pijn.’
De woorden van de arts vallen in de kamer als stenen in stil water. Ze plonsen door het oppervlak en de rimpelingen die ze achterlaten, laten alles vervormen. Het wit van de muren wordt feller. De kamer dijt uit, de muren wijken, de tafel rekt zich uit en de lucht trilt van geluiden die Philein niet kan plaatsen.
‘We moeten erover nadenken,’ zegt Harold.
Zijn mond vormt de woorden, maar ze ziet de klank losraken van zijn lippen en de ruimte in zweven. Langzaam schuift een andere wereld over de hare heen.
‘Natuurlijk,’ zegt de arts. ‘Neem uw tijd. Ik ben op de afdeling als u met me wilt praten.’
Philein ziet de arts opstaan. Ze ziet hoe de plooien van zijn witte jas ontvouwen, hoe hij zijn hand op de rugleuning legt, zijn stoel aanschuift en de kamer uitloopt. Maar alles is verstoord, niets klopt nog. Millimeter voor millimeter komt de werkelijkheid van haar los. Alsof ze niet langer hier zit, maar ernaast schuift, langzaam en gewichtloos, als een toeschouwer van een leven dat niet meer het hare is.
Idise slaapt. Ze leeft. Ze is er wél.
Het leuke van een BlogThriller is dat je niet in je eentje leest, maar samen met een hele groep andere lezers. Iedereen ontvangt op dezelfde dag hetzelfde hoofdstuk en in onze besloten Facebookgroep praten we erover verder.
👉 Hoe vond jij dit hoofdstuk?
👉 Welke verdenkingen heb je?
👉 Of welke vragen spoken er door je hoofd?
Het is zo gezellig om te lezen hoe iedereen het verhaal beleeft. Soms zie je dingen die een ander helemaal gemist heeft, of denk je opeens: hé, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten!
Ik zou het heel leuk vinden als je erbij komt en je gedachten deelt. Samen lezen maakt het verhaal nog spannender én gezelliger.