sinds 2017 op Bol.com
lezers ontvangen de nieuwsbrief
lazen haar boeken

Met de zware koffer in de achterbak en haar handen stijf om het stuur rijdt Philein over de provinciale weg. De lucht buiten is loom en zwaar van de nasmeulende dag en de hemel boven haar vervaagt van koper naar indigo. De zon is net onder. De avondwind wringt zich door het raam dat op een kier staat en strijkt over haar huid, maar de frisse lucht helpt niet. De beelden blijven zich herhalen. Ze flitsen voor haar ogen als een film die niet te stoppen is. De manier waarop Harold die vrouw kuste. Zijn hand om haar middel. De vanzelfsprekendheid van zijn aanraking. Het voelt alsof hij haar al heeft vervangen.
Was het dan allemaal een illusie? Heeft hij ooit echt van haar gehouden? Ze voelt een behoefte om hem te begrijpen, om hem niet kwijt te raken. Een vreemd tegenstrijdig verlangen dat zich nestelt tussen hoop en pijn. Ze heeft hém verlaten. Eindelijk heeft ze gedaan wat ze al maanden van plan was. Waarom voelt het dan niet als een bevrijding? Ze voelt zich allesbehalve vrij.
De weg wordt smaller en stijgt licht. Het landschap verandert. Golvende duinen rijzen aan weerszijden. Hun toppen badend in het laatste koperkleurige licht. Buiten zoemt het van insecten.
‘We zijn er bijna, liefje,’ fluistert ze met haar ogen gericht op de weg en ze slaat linksaf. Ze rijdt de heuvel af. Het grind knarst onder de banden en ze stuurt haar Countryman de parkeerplaats op waar her en der auto’s staan.
Ze zet de motor uit, maar de stilte die achterblijft tintelt in haar onderbuik als een alarm, scherp en onrustig. Langzaam kruipt de trilling als een waarschuwing door haar heen.
Snel opent ze het portier. Ze stapt naar buiten waar de zilte lucht, gemengd met de geur van warm zand, droog gras en een vleugje benzine haar longen vult. Ze zuigt het diep in en houdt de lucht vast om het gevoel weg te duwen en de opwellende drang om te huilen te verdringen.
Niet nu. Niet voelen.
Het suizen van de zee kruipt over het duin naar haar toe en legt een dunne sluier van vocht over haar heen.
Ze rilt. Ze trekt de kofferbak open, pakt haar jas en glijdt met haar armen in de mouwen. Met al haar kracht tilt ze de zware koffer uit de achterbak. De wieltjes stoten tegen het asfalt als ze hem neerzet. Onder haar arm klemt ze de jas van Idise. De rest komt later wel, denkt ze, terwijl ze de achterklep laat zakken en om de auto loopt. Ze buigt zich naar het portier van de achterbank, trekt het open en verstijft.
De kinderstoel is leeg.
Haar adem stokt. Een fractie lang blijft ze staan. Verlamd door de plotselinge leegte. Een greep sluit zich om haar hart en het bloed begint te suizen langs haar oren.
Dan schiet haar blik over de parkeerplaats, zoekend naar beweging. Naar haar.
‘Idise?’ klinkt haar stem dun, terwijl ze paniekerig rondkijkt.
Tussen de schaduwen van de geparkeerde auto’s beweegt iets kleins. Een silhouet.
Even denkt ze dat het haar verbeelding is, maar dan vangt een glimp op van haar glanzende bruine haartjes, de stof van haar lichte jurkje dat zacht beweegt in de avondbries.
Een golf van opluchting trekt door haar heen, direct gevolgd door angst.
‘Blijf bij mij, lieverd!’ roept ze en gehaast werpt ze het portier dicht. Ze klikt de auto op slot en grijpt de hendel van de koffer. ‘Even wachten, mama komt al.’
Ritmisch tikken de wieltjes over het pad als ze Idise bereikt.
Haar sandalen schrappen over het zand, dat nog warm is van de dag, en het kruipt tussen haar tenen en plakt aan haar voetzolen. Boven haar vervaagt het koper van de hemel en vult de lucht in een diep donkerblauw waar de eerste sterren zwak door het verdwijnende licht breken. Het gedreun van de bassen uit het strandpaviljoen op het strand wordt sterker als ze de top van het duin bereikt, waar de strandopgang begint. Even blijft ze staan. De lucht is open en tegen de horizon ligt het laatste randje licht als een laatste adem van de dag.
‘Zie je dat?’ fluistert ze naar Idise. Ze knikt naar het schuim op de golven die in de verte aan land wordt gebracht. ‘De zee verwelkomt ons.’
Moe maar vastberaden zet ze haar pas voort. De koffer helt scheef en trekt sporen in het mullen zand terwijl ze van de betonnen platen het houten vlonderpad op stapt. Ze loopt het paviljoen voorbij waar de muziek hard uit de openstaande deuren stroomt. Kleuren flitsen over de gevel. De geur van bier en zout dringt in haar neus. Lallende stemmen stijgen boven de muziek uit. Ze werpt een blik opzij, naar de mensen op het terras, de glazen in hun handen, het gelach. Ze wendt haar blik af en loopt verder, het donkere strand op.
De spieren in haar arm waarmee Philein de koffer vooruit trekt, protesteren. Haar schouder brandt, maar ze stopt niet. Ze bereikt de rij chalets die stil en wit in het maanlicht tegen het duin liggen.
Eindelijk bereikt ze haar eigen chalet. Ze zet de koffer rechtop, het handvat klapt omlaag met een dof geluid. Ze haalt de sleutel uit haar jaszak, steekt hem in het slot en draait hem om.
‘We zijn thuis,’ fluistert ze, terwijl ze de deur openduwt.
De lucht binnen is muf en zwaar van het stof en de warmte die al die tijd gevangen zat. Ze is er al weken niet geweest. Ze zet de koffer neer, sluit de deur achter zich en draait het licht aan. Ze hangt de paarse jas van Idise aan het kinderkapstokje naast de deur, trekt de capuchon recht en zet de kleine laarsjes eronder.
‘Klim maar naar boven, liefje,’ zegt ze zonder om te kijken.
Ze staat op, haalt diep adem en voelt de spanning langzaam uit haar schouders zakken. Ze kijkt om zich heen. Het kleine chalet, het licht, het geluid van de golven. Ze is terug op de plek waar ze het liefste is. Zonder Harold. Zonder strijd. Hier hoeft ze niet te vechten of te vluchten.
Ze klimt de trap op naar de vliering, waar ze op het matras naast Idise kruipt. Ze trekt het laken over zich heen en draait haar gezicht naar het schuine dak. Zodra haar oor het kussen raakt, zinkt ze weg in een diepe droomloze slaap tot de zon weer opkomt.
De drukke zomerse dagen brengen leven buiten het strandhuisje waar Philein zich heeft teruggetrokken, maar met het kantelen van het seizoen keert de stilte terug. De lucht wordt koeler, en de geluiden verdwijnen één voor één tot alleen het ruisen van de zee overblijft. Het zand verliest zijn warmte, de wind brengt kilte en strijkt tegen het dunne vlies van haar zelfgecreëerde wereld. In die momenten waarop de onbestemde pijn langzaam naar de oppervlakte drijft, rauw en ongrijpbaar, neemt ze haar toevlucht tot de wijn. Voorzichtige kleine slokjes, gespreid over de dag. Het maakt de randen zachter, de lucht lichter, en Idises aanwezigheid scherper. Eén glas worden er twee, een halve fles wordt een hele, wijn wordt wodka. De gloed die eerst troost bracht, is niet meer genoeg. Ze heeft meer nodig. Meer warmte om Idise dicht bij zich te houden.
Verdoofd door de alcohol glijdt ze verder af. Ze leeft buiten de wereld en alles wat ooit structuur gaf, doet er niet meer toe. Ze leeft in een andere werkelijkheid, waar vormen en wetten niet bestaan. Zolang ze maar kan drinken, zolang de roes maar blijft, is ze beschermd tegen de pijn die ze niet wil voelen.
‘Philein! Word wakker. Je kunt niet langer zo doorgaan,’ roept Harold als hij begin november de deur van het strandhuis opengooit.
Geschrokken komt ze slaperig overeind van de bank en knippert met haar oogleden tegen het felle licht van de middagzon dat door de deuropening naar binnen stroomt.
‘Wat doe je hier?’ vraagt ze geërgerd.
Zijn blik glijdt door de ruimte. Van de geopende fles op tafel, de halfgesloten gordijnen, de kleding over de stoel, naar haar verwilderde haren. Hij ademt diep in en trekt zijn neus op.
‘Het stinkt hier naar alcohol.’
‘Wat kom je doen?’ vraagt ze schor.
‘Ik wilde je even laten weten dat ik bericht heb gehad over de winterstalling.’ Zijn ogen blijven strak op haar gericht. ‘Aan het einde van de dag sluiten ze alles af. Water, stroom. Je kunt hier niet blijven, Phi. Waar ga je heen?’
Ze trekt haar schouders op.
‘Desnoods leef ik in mijn auto. Ik kom niet terug, Harold.’
Hij laat een korte, spottende lach ontsnappen.
‘Je auto?’ Hij zet een stap dichterbij. ‘Die heb je niet meer, Phi. Je rijbewijs is ingenomen tijdens één van je bezopen ritjes naar de supermarkt.’ Hij buigt zich naar haar toe. ‘De Countryman staat bij ons op het bureau. Je mág niet eens rijden.’
Boos van zijn bemoeienis schiet ze overeind.
‘Ik wil dat je gaat,’ zegt ze.
Hij buigt zich naar haar toe.
‘Zodat je kunt verdrinken in zelfmedelijden? Het is jouw schuld,’ zegt hij. ‘Als jij mij die avond op haar verjaardag niet had aangevallen, niet had staan schreeuwen en mij had verdacht van dingen die er niet waren… Terwijl Idise…’ Zijn adem stokt en hij grijpt haar bovenarm vast. Zijn vingers priemen door de stof van haar trui. ‘Je had moeten opletten,’ fluistert hij dreigend. ‘Het gebeurde omdat jíj de controle verloor. Niet ik. Jij.’
Ze probeert zich los te trekken, maar zijn greep verstrakt.
‘Je hebt dit zelf veroorzaakt, Phi. En nog steeds weiger je het onder ogen te zien. Je leeft in een fantasie.’
Hij trekt haar dichter naar zich toe.
‘Je bent ziek,’ gaat hij verder. ‘Ik probeer je alleen maar te helpen, maar jij vernietigt alles wat je aanraakt.’
Ze rukt zich los.
‘Ga weg, Harold!’
Zijn ogen vernauwen zich.
‘Iedereen ziet het behalve jij,’ zegt hij en hij schudt zijn hoofd. ‘Je dacht dat je sterker was zonder mij? Zie je het nu? Je kunt niet eens voor jezelf zorgen.’
Hij draait zich om, maar vlak voor de deur blijft hij staan.
‘Je kunt niet zonder mij,’ zegt hij. ‘Maar morgen zul je daar vanzelf achter komen.’
Het leuke van een BlogThriller is dat je niet in je eentje leest, maar samen met een hele groep andere lezers. Iedereen ontvangt op dezelfde dag hetzelfde hoofdstuk en in onze besloten Facebookgroep praten we erover verder.
👉 Hoe vond jij dit hoofdstuk?
👉 Welke verdenkingen heb je?
👉 Of welke vragen spoken er door je hoofd?
Het is zo gezellig om te lezen hoe iedereen het verhaal beleeft. Soms zie je dingen die een ander helemaal gemist heeft, of denk je opeens: hé, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten!
Ik zou het heel leuk vinden als je erbij komt en je gedachten deelt. Samen lezen maakt het verhaal nog spannender én gezelliger.