sinds 2017 op Bol.com
lezers ontvangen de nieuwsbrief
lazen haar boeken

Het meisje kijkt op. Met haar grote bruine ogen vangt ze Phileins blik. Een seconde lang blijft ze roerloos staan. Dan ontspant haar gezichtje en langzaam verschijnt er een glimlach. Ze heft haar handje. Tussen haar duim en wijsvinger ligt één enkel besje.
‘Besje,’ zegt ze trots. Ze knijpt erin, en het spat open. Het sap loopt in dunne lijntjes langs haar vingertjes naar beneden.
‘Oh-o,’ zegt ze verschrikt en ze kijkt naar haar kleverige hand alsof ze iets verkeerd heeft gedaan.
Philein komt dichterbij en trekt haar hand in de mouw van haar trui. Ze zakt door haar knieën en behoedzaam veegt ze met de stof van haar trui het handje schoon.
‘Ik was je kwijt, lieverd,’ fluistert Philein en ze spreidt haar armen. ‘Kom je?’
Het meisje aarzelt. Haar blik glijdt langs Philein heen, richting de geluiden van de spelende kinderen achter de struik.
‘Bwoodje.’
‘Heb je honger?’ vraagt Philein.
Het meisje knikt. Aarzelend stapt ze naar voren en ze laat zich omsluiten.
Philein trekt haar dicht tegen zich aan. Het lijfje is stevig, solide, zacht en warm. Ze sluit kort haar ogen, drukt haar neus in het donkere haar en ademt diep in. Een golf van opluchting stijgt in haar op, gevolgd door iets diepers. Een verdriet dat haar borst vult tot ze nauwelijks kan ademen.
Achter de struik aan de rand van de open plek, klinkt nog steeds het gelach van de spelende kinderen.
Philein tilt het meisje op. Het gewicht verrast haar. Haar arm trilt onder de zware last, maar ze houdt haar stevig vast.
‘We gaan naar huis, lieverd,’ zegt ze zacht. ‘Terug naar het strand. Dan kunnen we nog even met de golven spelen voor het avond wordt.’
‘In de golven spelen,’ zegt het meisje blij. Ze legt haar hoofd tegen Phileins schouder. Haar neusje raakt haar wang. Zo tastbaar dat Philein haar adem inhoudt. Een verward gevoel van opluchting en bevreemding welt in haar op.
Voorzichtig begint ze te lopen met het meisje in haar armen, weg van de open plek. De stemmen achter haar vervagen hoe dichter ze bij de bosrand komt. Ze heeft geen idee of ze de goede kant opgaat. De bomen lijken op elkaar en staan dicht op elkaar.
‘Hailey?’
Angstig snijdt het geluid vanuit de verte door het bos en weerkaatst tussen de stammen.
Het meisje tilt haar hoofd op. Ze draait zich half om in Phileins armen, haar blik zoekend in de richting van de stem.
‘Mama?’
‘Alles is goed,’ fluistert Philein, haar lippen dicht bij het oor van het kind. ‘We gaan naar huis, lieverd.’
De aanhoudende roep van de moeder lost op achter Philein als de bomen beginnen te wijken. Eindelijk ziet ze de open lucht boven zich. Zolang ze in de richting van de zon loopt, komt ze vanzelf weer bij het strand, zegt ze tegen zichzelf.
De lucht voelt kouder nu. Elk geluid klinkt scherper alsof de wereld opnieuw is afgesteld. Het zachte knarsen van haar schoenen op het pad, het ritmische tikken van een druppel die uit een blad valt, het kleine snuiven van het meisje tegen haar hals.
Philein ademt dieper. De roes is weg, haar hoofd wordt licht en tegelijkertijd zwaarder door het besef hoever ze was afgegleden. Ze voelt zich nog steeds een wrak, maar er is iets verschoven. Alsof ze ontwaakt uit een nachtmerrie en pas nu weer helder ziet.
Waarom heeft ze het zover laten komen? Waarom vluchtte ze in plaats van te blijven? En hoeveel heeft Idise ervan meegekregen?
Ze drukt het meisje steviger tegen zich aan om het schuldgevoel te verdrijven.
Het gewicht van het meisje rust zwaar tegen Phileins borst. Haar armen tintelen van de inspanning, terwijl ze zich een weg baant door de glooiende duinen. Voorzichtig laat ze haar zakken, buigt door haar knieën en zet haar neer in het zand.
‘Wil je op mijn schouders?’ vraagt ze opgewekt met een klank in haar stem die ze al in geen weken meer heeft gehoord.
Het meisje knikt.
Philein tilt haar op met haar handen onder haar oksels. Het kleine lijfje glijdt soepel omhoog, haar kleding strijkt langs Phileins gezicht. Ze voelt de knieën die zich stevig om haar hals sluiten, de benen die zich als kleine ankers tegen haar huid drukken.
‘Niet knijpen, hoor,’ zegt ze met een glimlach en ze knijpt speels in haar beentjes.
Het meisje giechelt.
‘Ik ben een weus!’ roept het meisje uit. Ze spreidt haar armen uit.
‘Een hele grote reus,’ zegt Philein, terwijl ze lachend haar kleine handjes vastpakt om haar evenwicht te houden.
Het meisje trekt haar ene handje los en wijst naar de lucht.
‘Kijk! Een vogel!’
Philein volgt haar vinger.
Een zilveren flits trekt door de blauwe lucht. Een meeuw die krijsend op de wind drijft.
‘Dat is een meeuw, Idise, een zeemeeuw,’ zegt Philein.
‘Zeeuwmeeuw,’ herhaalt het meisje met een trotse glimlach.
Philein grijnst.
‘Bijna goed, schat.’
‘En daar is de vuuwtowen!’ kirt ze, terwijl ze op Phileins schouders wiebelt van opwinding.
‘Ja,’ zegt Philein en ze kijkt naar de rood-witte toren in de verte. ‘Die laat de schepen zien waar de kust is, zodat ze niet verdwalen.’
‘En dat?’ Met haar hoofd buigt ze naar voren. Haar haren waaien als dunne slierten in Phileins nek.
‘Helmgras. Dat houdt de duinen bij elkaar. Anders waaien ze weg.’
‘En de golven?’
‘Daar, lieverd, achter het laatste duin. We zijn er bijna.’
‘Ik wil zwemmen.’
Philein grinnikt.
‘Oeh, het is koud hoor. Voel straks maar met je teentjes.’
‘Koude tenen.’ Het meisje lacht voluit.
Het geluid rolt over het duin en mengt zich met het ruisen van de wind.
Klimmend over het laatste duin strekt het strand zich voor hen uit. De zee schittert in het licht van de zakkende zon.
‘We zijn er,’ zegt Philein ademloos met het meisje op haar schouders. Ze speurt langs het duin naar de rij strandhuisjes verderop. Zo ver is ze niet afgedwaald. Het is nog maar een klein stukje.
Het meisje klapt in haar handen en trappelt druk met haar voeten.
‘De zee! De zee!’
Philein zet haar neer in het zand en samen rollen ze, bulderend van de lach, van het duin naar beneden. Het meisje springt overeind en rent meteen richting de vloedlijn, haar haren dansen los in de wind.
‘Niet te snel, Idise,’ roept Philein haar na.
Snel trekt ze haar schoenen en sokken uit. Haar voeten zakken diep weg in het koele zand en met haar schoenen in haar hand rent ze achter het meisje aan. Vlak voor de vloedlijn gooit ze ze neer in het laatste strookje droog zand. Met een zwaai tilt ze het meisje op. Haar beentjes vliegen door lucht en ze giert het uit plezier.
Philein zet haar op haar heup en stapt het water in. Het water is koud, bijtend, maar Philein lacht als de eerste golf haar enkels raakt. Zo levend heeft ze zich in tijden niet gevoeld.
Het meisje kijkt haar ogen uit. De golven buitelen over elkaar, schuimend en wit. Ze rollen met kracht het strand op en trekken sissend weer terug.
‘Wil je ook je schoenen uit?’ vraagt Philein.
‘Ja!’ roept het meisje enthousiast.
Philein loopt het water uit en hurkt neer. Ze ontbloot de kleine voetjes en legt de schoentjes in het droge zand bij haar eigen schoenen.
Het meisje rent meteen weer weg, over het dunne laagje water dat over het zand ligt. Haar voeten spetteren het zilte water omhoog.
Ze gilt van plezier bij elke brekende golf, buigt zich voorover, schept water in haar handjes en laat het wegstromen tussen haar vingers. De spetters glanzen op haar wangen, haar haren plakken nat tegen haar gezicht.
Philein kijkt toe. Ze voelt hoe haar adem zakt, en met iedere uitademing komt er wat rust terug in haar lijf.
Ze hurkt neer, graaft haar handen in het natte zand en helpt het meisje bouwen. Een toren, een muur, een gracht die telkens weer instort als het water naar binnen stroomt.
Ze lachen, beginnen opnieuw, steeds opnieuw alsof de tijd ophoudt te bestaan.
Met haar handen vol zand, haar nagels zwart en haar kleding nat, voelt Philein voor het eerst in lange tijd weer iets dat op geluk lijkt.
‘Ik heb honger,’ zegt het meisje, terwijl ze met haar vinger kringetjes tekent in het natte zand onder een lucht die koperroze kleurt.
Philein glimlacht.
‘Jij wil zeker frietjes, hè.’
Het meisje knikt, haar ogen glanzen.
‘Maar de frietkraam is dicht, lieverd,’ zegt Philein. ‘Ik heb vast nog wel iets anders in het huisje.’
Het gezicht van het meisje verandert. De glimlach zakt weg en haar blik dwaalt af naar de duinen.
‘Ik wil naar mamma,’ zegt ze ineens. Haar stem breekt. Zoekend kijkt ze om zich heen.
Philein glimlacht.
‘Gekkie,’ zegt ze plagerig. ‘Ík ben je mama.’
Het meisje kijkt op. Haar gezichtje trekt samen in een mengeling van verwarring en onrust.
‘Nee,’ zegt ze, en haar lip begint te trillen. ‘Jij bent niet mijn mama.’
Het leuke van een BlogThriller is dat je niet in je eentje leest, maar samen met een hele groep andere lezers. Iedereen ontvangt op dezelfde dag hetzelfde hoofdstuk en in onze besloten Facebookgroep praten we erover verder.
👉 Hoe vond jij dit hoofdstuk?
👉 Welke verdenkingen heb je?
👉 Of welke vragen spoken er door je hoofd?
Het is zo gezellig om te lezen hoe iedereen het verhaal beleeft. Soms zie je dingen die een ander helemaal gemist heeft, of denk je opeens: hé, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten!
Ik zou het heel leuk vinden als je erbij komt en je gedachten deelt. Samen lezen maakt het verhaal nog spannender én gezelliger.