Top 10

sinds 2017 op Bol.com

91.000+

lezers ontvangen de nieuwsbrief

120.000+

lazen haar boeken

Hoofdstuk 36

Machteloos

‘Dat ben ik wél,’ zegt Philein fel. Ze schrikt van haar eigen stem en ze glimlacht snel om het te verzachten. ‘Natuurlijk ben ik dat.’
Het meisje deinst een stukje achteruit. Haar rug kromt, haar schouders trekken omhoog en er verschijnt een frons op haar gezichtje.
‘Ik wil naar huis,’ zegt ze beteuterd.
‘Ja, we gaan naar huis, lieverd.’ Ze buigt iets naar voren en strekt haar hand. ‘Kom, het wordt koud.’
Een stilte volgt. Dan legt het meisje haar kleine handje in de hare.
‘Goed zo,’ fluistert Philein, terwijl ze haar vingers sluit om het warme handje, opstaat en langzaam richting de rij strandhuisjes loopt aan de voet van het duin.

Het meisje loopt naast Philein, de kleine schouders wiegend bij elke stap, het hoofdje gebogen. Philein vertraagt haar pas en kijkt opzij, naar de deur van het huisje.
‘We zijn er.’
Ze stapt de vlonder af. Het houten plankier kraakt onder haar gewicht als ze de opstap neemt naar de deur, maar het meisje laat haar hand los en blijft staan. Haar blote voetjes stijf naast elkaar.
‘Ik wil naar míjn huis.’
Philein draait zich om en zucht.
‘We wonen nu hier, weet je nog.’ Ze opent de deur. ‘Papa woont in ons andere huis.’
‘Ik wil naar papa toe,’ zegt het meisje zacht, maar beslist.  
‘Nee, we gaan niet naar papa,’ zegt Philein met harde stem.
De lip van het meisje begint te trillen, haar ogen glanzen nat. Ze snikt en veegt met haar mouw over haar neus.
‘Toe, kom binnen,’ knikt Philein in de richting van de geopende deur. ‘Je bent moe, en het wordt al laat.’
‘Nee,’ gilt ze plots. Ze draait zich om en rent weg over de vlonder.
Haastig gooit Philein de schoenen naar binnen, rent achter haar aan en grijpt haar bij de arm.
‘Niet wegrennen!’ snauwt ze.
Ze tilt haar op. Het lijfje kronkelt in haar armen, trapt en probeert zich los te draaien.
Het meisje krijst. Haar stem is schor van angst.
Philein maant zichzelf om rustig te blijven. Maar haar handen gehoorzamen niet. Ze klemt het kind steviger vast en werpt haar over haar schouder. Het hoofdje tikt tegen haar rug. De vuistjes bonzen wild tegen haar schouderbladen.
Met grote passen loopt ze terug. Ze stapt het plankier op, de deur door, schuift met haar voet de schoenen aan de kant en duwt de deur dicht.
Philein zet haar neer. Haar hart bonst tegen haar ribbenkast van inspanning.
Het meisje snikt en hikt.
‘Buiten toe…,’ huilt ze.  
Philein veegt haar haren uit haar gezicht. Ze zakt door haar knieën en probeert haar stem te verzachten.  
‘We zijn nú binnen, Idise,’ zegt ze.
Het meisje probeert haar voet in een van de gele laarsjes te wurmen. Ze wankelt, verliest haar evenwicht en grijpt zich vast aan het paarse jasje dat aan de kinderkapstok hangt. De kapstok wiebelt en het jasje schuift half van de haak.
‘Morgen weer, liefje.’
Ze tilt haar op. Het kleine lijfje is stijf van weerstand. Ze zet haar in de speelhoek, naast het oude kinderwagentje met de pop erin.
‘Ga maar even spelen. Dan maak ik wat te eten klaar.’
‘Nee!’ roept het meisje boos. Haar stem schiet omhoog. Ze grijpt de pop aan één arm en smijt haar uit het wagentje. De pop stuitert, haar hoofd bonkt tegen de vloer.
‘Doe nou niet zo moeilijk,’ zegt Philein geërgerd. Ze voelt de vermoeidheid diep in haar lijf. Haar hoofd suist. Het verlangen naar de warmte en bedwelming van alcohol trekt aan haar, zacht en verleidelijk. Ze keert zich om en met gejaagde bewegingen loopt ze naar de kachel. Ze opent het gietijzeren deurtje, pakt twee houtblokken en duwt ze naar binnen. De lucifer trilt tussen haar vingers.
Zodra het vuur vlam vat, vult de kamer zich met de scherpe geur van hars en rook. Het oranje licht flakkert, werpt lange schaduwen over de muur, over het huilende meisje dat is teruggerend naar de deur en zich op de grond heeft laten vallen. Met haar voeten stampt ze tegen de deur. Het geluid wringt zich een weg door Phileins zelfbeheersing en diep ademt ze in om haar kalmte te bewaren.
‘Laten we kijken wat we kunnen eten.’
Ze loopt naar de koelkast, trekt hem open. Een stroom koude lucht raakt haar gezicht. Binnen is het bijna leeg. Een pakje boter. Een halve fles ketchup. Een plastic bakje met beschimmelde watermeloen. Een restje kaas. Wat water in een plastic fles. Ze laat de deur dichtvallen en opent een kastje. Een pot pindakaas. Een doos crackers. Een half pak pasta.
‘Kijk, we eten spaghetti,’ zegt ze, en ze probeert haar stem licht te houden.
Ze vult een pan met water en zet die op het fornuis. De gasvlam slaat aan met een scherpe klik.
‘Nu even snel douchen,’ zegt ze zonder om te kijken. ‘Dan spoelen we het zand en zout weg, en daarna gaan we eten.’
‘Nee!’ gilt het meisje, haar stem rauw van huilen. Ze stampt opnieuw tegen de deur.
Philein wrijft met haar handen over haar gezicht. Haar huid gloeit van vermoeidheid, haar wangen branden en haar blik schiet naar de fles wodka op de afzuigkap.
Snel wendt ze haar blik af en klimt de ladder op in het lawaai van het gekrijs. Ze kruipt over het matras naar de koffer en graait naar de eerste pyjama die ze tegenkomt. Een zachtblauwe met een patroon van wolkjes.
Met de schone kleertjes en een handdoek klimt ze naar beneden en zakt weer naast het meisje door haar knieën. Haar handen rusten op haar dijen, haar knieën protesteren.
Het meisje draait haar hoofd weg, haar gezicht nat en rood van het huilen.
‘Kom,’ zegt Philein. ‘We doen eerst even afspoelen. Dan voel je je beter.’
‘Nee!’ schreeuwt het meisje.
‘Je zit onder het zand.’
‘Ik wil niet!’ Het meisje perst haar lippen samen tot een dunne streep.
‘Eén minuutje maar,’ zegt ze. ‘Dan pyjama aan.’
Maar het meisje blijft huilen, hoog en aanhoudend.
Philein buigt zich voorover en tilt haar resoluut van de grond. Het lijfje verzet zich. Ze schopt, draait en krijst.
Philein voelt hoe de spieren in haar armen beginnen te trillen om haar in bedwang te houden. Het zweet breekt haar uit en de machteloosheid rukt op als een donkere golf die ze amper nog tegen kan houden.
‘Rustig,’ zegt ze, maar haar stem trilt van uitputting.
Met gejaagde passen loopt ze naar de badkamer. Het kind kronkelt in haar armen, haar vingers grijpen naar haar trui, naar haar haar, naar alles wat ze kan raken.
Philein drukt haar steviger tegen zich aan en duwt met haar schouder de deur open.
De badkamer is klein en smal. De wanden zijn bekleed met witte tegels en de lucht ruikt muf.
Ze zet haar neer op het toilet en houdt haar met één arm vast terwijl ze met de andere het water aanzet. De kraan sputtert voor de straal op gang komt. Eerst koud, daarna warmer.
Philein zucht. Waarom werkt ze niet gewoon mee? De tranen branden achter haar ogen. Wanneer stopt het? Het gehuil, het verzet? Hoe houdt ze zich nuchter als ze zo op de proef wordt gesteld? Haar lichaam smeekt haar om toe te geven en terug te vallen in de roes die alles dempt.  
Ze trekt aan het truitje. Het meisje spartelt. Haar wangen zijn nat en haar adem schokkend, terwijl ze haar kleertjes uittrekt.
‘Kijk,’ zegt Philein. ‘Het is lekker warm. Voel maar.’
Ze tilt haar op en zet haar op de rand van de douchebak.
‘Nee!’ gilt het meisje. Haar handjes slaan in het luchtledige.
‘Zie je? Niet koud,’ zegt ze, terwijl ze het gillende kind onder de straal zet.
De warmte slaat tegen haar eigen armen. Haar mouwen raken doorweekt.
Het zand spoelt weg in dunne bruine streepjes, draait mee met het water dat gorgelend in het putje verdwijnt. Ze kijkt ernaar, alsof ze van buitenaf ziet hoe alles oplost, meegezogen wordt, tot er niets meer overblijft.
De geur van zee vervaagt langzaam en maakt plaats voor zeep, huid, warmte en het schrille geluid van het kind dat maar blijft schreeuwen. Dan wikkelt ze de handdoek om het trillerige lijfje en wrijft haar droog met korte, stevige, ritmische bewegingen.
‘Zo,’ zegt ze zacht. ‘Al klaar.’

Met rode ogen zit het meisje snikkend op de stoel aan tafel. Haar gezichtje is verkrampt. De tafel ligt bezaaid met sliertjes spaghetti, rode vegen ketchup en een omgevallen glas water als sporen van het gevecht dat zich tijdens het eten voortzette.
Philein kan niet meer. Ze verdraagt het gehuil niet meer. Het eindeloze verzet, het scherpe stemgeluid dat haar zenuwen openrijt. De lucht trilt van ingehouden frustratie.
‘En nu is het klaar,’ schreeuwt Philein plotseling, terwijl ze haar stoel met een schrappend geluid achteruitduwt.
Verschrikt kijkt het meisje naar haar en voor een paar seconden is het stil. Dan schiet het meisje van haar stoel en rent naar de deur. Ze grijpt de klink, trekt eraan en opent de deur een stukje. Het koude tochtgat blaast de zeelucht langs hun benen.
‘Hier komen, jij,’ snauwt Philein met opeengeklemde kaken en ze klapt met haar hand hard op de deur om hem te sluiten. Ze grijpt het meisje vast bij de arm, maar ze draait zich los en bonkt met haar kleine vuisten op de deur.
‘Ik wil naar huis!’
‘Je bént thuis!’ schreeuwt Philein. ‘En nu meekomen, jij.’
Ze sleurt haar mee aan haar arm en zet haar op de ladder.
‘Naar boven. Nu.’ Met haar vinger priemt ze in de richting van de vliering met de andere omklemt ze stevig het armpje.
Het meisje huilt en krijst. Het snot gutst uit haar neus. Ze werpt haar hoofd achterover, haar rug krom als een boog. Trede voor trede sleept Philein haar omhoog tot ze de vliering bereiken.
Uit alle macht probeert het meisje zich weg te draaien, terug naar de ladder. Maar Philein houdt haar stevig tegen zich aan en trekt haar mee het matras op.
‘Rustig!’ schreeuwt ze recht in het rood aangelopen gezichtje.
‘Mama!’ krijst het meisje driftig.
‘Sst… sst… stil nou,’ smeekt ze en de tranen rollen over haar wangen. In haar hoofd raast het. Ze weet niet meer of ze haar probeert te troosten of vast te houden uit onmacht, maar ze klemt haar in haar armen, terwijl ze de bewegingen van het meisje bedwingt. Ze wil dit niet. Ze wil alleen maar dat het stopt.

Deel je gedachtes

met de groep

Het leuke van een BlogThriller is dat je niet in je eentje leest, maar samen met een hele groep andere lezers. Iedereen ontvangt op dezelfde dag hetzelfde hoofdstuk en in onze besloten Facebookgroep praten we erover verder.

👉 Hoe vond jij dit hoofdstuk?
👉 Welke verdenkingen heb je?
👉 Of welke vragen spoken er door je hoofd?

Het is zo gezellig om te lezen hoe iedereen het verhaal beleeft. Soms zie je dingen die een ander helemaal gemist heeft, of denk je opeens: hé, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten!

Ik zou het heel leuk vinden als je erbij komt en je gedachten deelt. Samen lezen maakt het verhaal nog spannender én gezelliger.