sinds 2017 op Bol.com
lezers ontvangen de nieuwsbrief
lazen haar boeken

Wankel loopt Philein naar het graf en ze laat zich zakken op haar knieën. Met haar bevende vingers glijdt ze over de witte steen. Over Idises naam. Over haar geboortedatum. Tot ze haar vingers stilhoudt bij de laatste cijfers. De sterfdatum, maanden geleden.
De kou trekt vanaf haar vingers haar handen in. Het voelt alsof ze binnenstebuiten wordt gekeerd. Dit is de waarheid waar ze al die tijd voor is weggelopen. De pijn die ze zorgvuldig had ingekapseld. Waar ze laag over laag overheen had gelegd om te kunnen functioneren.
Het dunne vlies van ontkenning barst. De breuk trekt door haar heen alsof ze van binnen opensplijt. Een seconde lang is er niets, geen gedachte, geen tijd, alleen het breken zelf. Dan komt de golf die diep uit haar opwelt en haar meesleurt naar de allesomvattende kern van haar verlies.
Het is geen huilen. Het is een scheuren. Een oerschreeuw zonder geluid.
Ze hapt naar lucht en grijpt de rand vast van de steen.
‘Mama…,’ klinkt het stemmetje van Idise.
‘Nee…’ fluistert ze schor. Ze schudt haar hoofd. Haar lippen trillen. ‘Nee. Dit is niet echt.’
‘Ik weet het, Phi,’ zegt Marijn naast haar. ‘Ik weet het.’
Philein buigt voorover en legt haar voorhoofd tegen het koele marmer van de grafsteen. Ze hapt naar adem, maar de lucht is dik van herinnering. Beelden flitsen door haar hoofd. Rauw en ongrijpbaar, als afgescheurde flarden van haar leven waar ze niets van begrijpt.
Ze ziet Idise, in haar verjaardagsjurk, drijven in het zwembad, Harold die haar reanimeert, zijn handen pompend op dat kleine borstje. De hulpdiensten die met Philein meerennen naar de achtertuin, de sirene als de ambulances wegrijden. Het ziekenhuisbed, het piepen van de monitor, de slang in Idises mond, de woorden van de arts dat haar hersenen te lang zonder zuurstof hebben gezeten.
En dan dat ene moment. Het moment dat Idise in haar armen werd gelegd. Zo onnatuurlijk stil.
Het is echt waar. Ze is dood en Philein heeft het al die tijd verdrongen. Maar hoe kon ze haar dan zien, horen en voelen? Het leek zo echt.
‘Mama?’ klinkt het stemmetje opnieuw.
Het is zo tastbaar. Hoe kan dit een waan zijn? Ze spitst haar oren. Ze hoort het toch. Het raakt haar aan en trilt door haar heen. Haar verlangen naar Idise is zo onstilbaar, dat ze het niet kan negeren. Ze tilt haar hoofd op, komt overeind, en zoekt om zich heen, al weet ze dat niet echt is. Dat ze het zich allemaal inbeeldt. Toch is de klank zo helder en zo dichtbij, waar is ze?
‘Idise?’ fluistert Philein.
‘Sluit je ogen, mama,’ zegt de stem rustig.
Philein gehoorzaamt en verward sluit ze haar ogen. Zelfs nu ze weet dat het niet echt is, reageert ze op de stem.
‘Waar ben je?’ vraagt Philein in het donker achter haar gesloten oogleden.
‘Ik ben hier,’ antwoordt Idise.
Het geluid komt van achter haar. De warmte in Idises stem raakt Philein en het laat de tranen opwellen die achter haar ogen drukken. Het gemis is zo pijnlijk, zo ondragelijk diep.
‘Ik wil je zien, lieverd,’ smeekt ze, terwijl de tranen over haar wangen stromen. ‘Ik wil je zo graag nog even vasthouden, Idise. Blijf bij me.’
‘Dat kan niet, mama. Ik kom niet terug.’
‘Nee…,’ huilt Philein. ‘Ik kan niet zonder jou.’
‘Dat kun je wel,’ zegt Idise kalm en het dunne kinderstemmetje verandert langzaam. Het wordt dieper, voller en volwassen. ‘Dat weet ik.’
‘Wie ben ik zonder jou?’ zegt Philein, terwijl ze wanhopig haar handen in de lucht steekt.
‘Je bent wie je altijd al was, maar bent vergeten.’
Philein schudt haar hoofd, haar lippen beven.
‘Ik weet niet of ik dit wel aankan.’
‘Je hebt geen idee van je eigen kracht,’ zegt de stem.
Een korte stilte volgt.
‘Maar ik ben bang, Idise.’
‘Je hoeft nergens bang voor te zijn. Als je goed kijkt, zie je het. Het was nooit de bedoeling dat ik lang zou blijven.’
‘Wat bedoel je?’ fluistert Philein.
‘Ik was er zodat je zou gaan zien,’ zegt de stem.
Philein voelt hoe haar hartslag tot rust komt. Hoeveel dieper ze kan ademhalen. Ze laat haar handen zakken.
‘In de pijn vind je het licht,’ gaat de stem verder. ‘Wees niet bang.’
Dan voelt Philein het. Een warmte, als zonlicht dat van binnenuit straalt. Ze opent haar ogen en draait zich om.
Achter haar tussen de berken staat iets. Philein knijpt met haar ogen om beter te kunnen zien. Het is geen kind, het is zelfs geen mens. Het is een helderwitte gloed die zacht pulseert, alsof het ademt.
‘Idise?’ vraagt ze voorzichtig.
De gloed beweegt. De stralen bereiken Philein en brengen een gevoel van liefde, groter dan ze ooit heeft gevoeld. Het trekt door haar hele lichaam. De liefde is zo krachtig, dat het haar volledig omhult.
De tranen die over haar wangen rollen zijn niet langer enkel van pijn, maar van diep geluk.
‘Zoek onder het plankier, Philein,’ zegt het licht tussen de berken.
‘Onder het plankier? Wat bedoel je? Waar? Wat ligt daar?’
‘Daar ligt verborgen wat niet eerder gevonden mocht worden,’ zegt het licht, terwijl het langzaam oplost, vervagend in de lucht tot er alleen nog een glinstering overblijft.
De wind komt terug en tilt een handvol bladeren op.
Philein richt haar blik naar de hemel, waar de grijze lucht heeft plaatsgemaakt voor een wolkenlucht waar de zon voorzichtig doorheen straalt. Langzaam keert de werkelijkheid terug, als iets wat zich uit de verte naar haar toe beweegt. De lucht trekt samen, wordt dichter en tastbaarder. De wereld vult zich met gewicht. Haar lichaam wordt langzaam zwaarder, cel voor cel. De duizeling wijkt, alsof ze terugvalt in haar eigen vorm. Van hoofd naar borst, van borst naar buik, van buik naar grond, zakt ze terug tot ze haar hele lijf weer bewoont.
Ze kijkt om zich heen. De rimpeling is verdwenen, de vervorming die maanden geleden, in de spreekkamer van de arts zijn intrede deed, heeft zich teruggetrokken. De ruimte om haar heen is weer vast en begrensd.
Ze is hier.
Niet erbuiten.
Niet erboven.
In een lichaam dat vol is van pijn, van liefde, van leven zelf. En voor het eerst ervaart ze dat de dood van Idise, hoe pijnlijk ook, niet haar eigen einde betekent, maar het begin van iets nieuws in een wereld die verdergaat.
Ze draait zich om en kijkt naar Marijn. Vol verwarring en ontzag kijkt hij naar haar.
‘Wat was dat?’ vraagt hij zacht als hij haar ogen vindt.
Philein ademt uit.
‘Waarheid,’ zegt ze met een gelukzalige glimlach op haar gezicht.
Maar dan stokt haar adem plots en de glimlach trekt weg. Het kippenvel trekt op uit haar armen, haar hals, tot in haar kruin, alsof de werkelijkheid opnieuw van richting verandert nu ze weet dat Idise al maanden niet meer leeft. Met een heldere blik denkt ze terug aan gisteren en geschrokken slaat ze haar hand voor haar mond bij de gedachte aan de roep van de moeder gisteren, op de open plek in het bos. Als Idise al die tijd een waan is geweest, wie had ze dan gisteren meegenomen?
Een steek schiet door haar hart.
Wat heeft ze gedaan?
Het leuke van een BlogThriller is dat je niet in je eentje leest, maar samen met een hele groep andere lezers. Iedereen ontvangt op dezelfde dag hetzelfde hoofdstuk en in onze besloten Facebookgroep praten we erover verder.
👉 Hoe vond jij dit hoofdstuk?
👉 Welke verdenkingen heb je?
👉 Of welke vragen spoken er door je hoofd?
Het is zo gezellig om te lezen hoe iedereen het verhaal beleeft. Soms zie je dingen die een ander helemaal gemist heeft, of denk je opeens: hé, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten!
Ik zou het heel leuk vinden als je erbij komt en je gedachten deelt. Samen lezen maakt het verhaal nog spannender én gezelliger.