Top 10

sinds 2017 op Bol.com

91.000+

lezers ontvangen de nieuwsbrief

120.000+

lazen haar boeken

Hoofdstuk 31

Grens

‘Nee,’ fluistert Philein, maar het klinkt zonder overtuiging. Het dunne restje verzet lost op in de lucht tussen hen. Ze weet niet of ze hem gelooft. Eigenlijk weet ze niets meer zeker. Alles wat ze dacht te weten is uiteengevallen. Haar hoofd is een wirwar van beelden. Idise in bed, op het strand, in het water. Niets klopt meer. Ze kan geen grens meer trekken tussen wat echt is en wat niet.

Ze kijkt naar Marijn. De manier waarop hij haar aankijkt, raakt iets in haar wat nog niet bevroren is. Ergens diep vanbinnen weet ze dat ze hem kan vertrouwen, hoewel zijn woorden te pijnlijk zijn om te geloven. Ze kent hem. Hij zou haar geen pijn doen. En dat besef is genoeg om haar benen in beweging te krijgen.

Marijn doet een stap naar achteren. Hij geeft haar ruimte, maar blijft dichtbij genoeg om haar op te vangen als ze breekt.

‘Kom maar,’ zegt hij. 

‘Hier,’ zegt de man die achter hen in deuropening naar de woonkamer staat. Zijn ogen schieten van Marijn naar haar en vervolgens naar Phileins blote voeten op de mat. Hij doet een paar stappen naar voren, bukt en trekt een stel gevoerde leren laarzen uit het schoenenrek. 

‘Trek dit maar aan.’

Hij zet ze voor haar neer, draait zich weer om en pakt een jas van de kapstok. 

‘Het is koud buiten.’

Uitnodigend hangt de zware, donkerbruine jas open in zijn handen. 

Zonder na te denken, beweegt ze. Eerst één arm, dan de andere. Haar armen glijden in de mouwen en ze kijkt naar de schoenen op de mat. 
De man knikt en kijkt haar bemoedigend toe.


Ze schuift haar blote voeten tussen de warme vacht van de schoenen. 

‘Pas goed op haar,’ zegt de man tegen Marijn.

‘Dat beloof ik,’ antwoordt hij en hij legt zijn hand op Phileins schouder. ‘Kom maar,’ zegt hij tegen haar en hij trekt haar dichter tegen zich aan om haar naar buiten te geleiden.


Philein buigt haar hoofd. De regen is gaan liggen, maar de wind waait nog krachtig en trekt aan de zoom van haar veel te grote jas.

Marijn opent het portier en snel laat ze zich zakken op de passagiersstoel waar de wind geen vat meer op haar heeft. Ze klikt haar gordel vast en ziet hoe Marijn even naar haar kijkt als hij instapt, maar hij zegt niets en start de motor. De lucht, nog warm van zijn eerdere rit, stroomt uit de ventilatieroosters, terwijl de banden van de stoeprand rollen met een zachte bons. 

Philein legt haar handen voor het rooster en haar vingers beginnen te tintelen van het temperatuurverschil. Het vocht condenseert tegen de ramen waar de wereld vaal en wazig aan haar voorbij glijdt.

Ze rijden langs rijen huizen, een supermarkt, een bushalte, een verlaten speeltuintje, een school. De wijk trekt zich langzaam terug en maakt plaats voor weidse velden.

‘Marijn,’ fluistert ze. 
‘
Ja?’

‘Waar neem je me mee naartoe?’

Hij draait zijn hoofd en kijkt haar aan.

‘Vertrouw me,’ zegt hij en hij kijkt haar aan met een blik die haar overspoelt. 

Niemand vertrouwt ze meer dan hem. Hij was er altijd, zonder iets terug te verlangen. Hij was er toen ze zwanger raakte, toen ze dacht dat ze het niet aankon. Hij had haar ongeboren kind omarmd, alsof het vanzelfsprekend was. Maar de rust die ze bij hem ervaarde, had ze verward met leegte en zijn onvoorwaardelijkheid met saaiheid. Ze dacht dat liefde spanning moest zijn, als een dans van aantrekken en loslaten, van vasthouden uit angst om te verliezen, zoals ze bij Harold voelde. Maar nu beseft ze dat ze zich heeft vergist.

Ze houdt Marijns blik vast. Hij laat de versnellingspook los en steekt zijn hand open naar haar uit. Ze legt haar hand in de zijne en hij sluit zijn vingers om de hare. 

Bij Marijn voelt ze geen macht, geen spel. Hij vraagt niets. Hij ís er. En hoewel de onrust in haar onderbuik toeneemt bij de onzekerheid wat hij haar gaat laten zien, voelt ze zich geborgen in zijn aanwezigheid. 



De bomen verdichten zich. Het bos sluit zich om hen heen, terwijl de weg kronkelt tussen de vochtige stammen, de kleurrijke herfstbladeren en plukken mos die als natte sponzen tegen de aarde kleven. Marijn vertraagt de snelheid van de auto en draait het stuur naar rechts, waar het bos zich opent naar een parkeerplaats. 

Ze hoeft de letters niet te lezen op het houten bord bij de ingang om te weten waar ze is. Ze kent deze plek en ze voelt het sterke verlangen om weg te drijven, te verdwijnen in de waas waarin ze veilig is, maar ze ademt diep in en voelt Marijns hand om de hare. Langzaam laat ze zich terugzakken haar lichaam in.


‘Kom,’ zegt Marijn als de warme luchtstroom tot stilstand komt als Marijn de auto in een parkeerhaven heeft gereden. 

Philein kijkt naar buiten en ze voelt hoe het onbestemde gevoel in haar buik verzwaart.

Ze klikt haar gordel los, opent het portier en zet één voet buiten de auto. Haar schoenzolen zuigen zich vast aan het natte grind als ze opstaat en het portier dichtslaat.


Zwijgend komt Marijn om de auto heen en slaat zijn arm om haar hangende schouders.

Met haar armen strak om haar middel gevouwen, loopt ze met hem mee, door het openstaande hek waar het grindpad zich splitst in smalle paden die tussen rijen graven slingeren. 
De weerstand vecht zich een weg door haar lijf. Ze wil hier niet zijn. Ze wil weg en ze kijkt naar beneden, naar de gevoerde leren laarzen die haar stap voor stap dichter bij haar pijn brengen. Ze probeert haar blik af te wenden van de graven, maar het lukt niet. Ze trekken aan haar.

Glimmende nieuwe stenen, andere verweerd en bedekt met mos. Tussen de stenen staan potjes met bloemen, kleine windmolentjes, knuffels waarvan de stof is verschoten door het weer.

Er vormt zich een brok in haar keel die de lucht nauwelijks nog doorlaat. Iedere cel in haar lijf schreeuwt dat ze zich moet afsluiten, dat ze moet verdwijnen in de veilige leegte van het niet-weten. Maar ze doet het niet. Ze grijpt Marijns hand en knijpt erin, wanhopig op zoek naar houvast om haar hier te houden. 


‘We zijn er,’ zegt hij met trillende stem en hij knikt naar voren. 


Een paar meter verder, half verscholen tussen twee jonge berken, staat een lage, witte steen.

Philein voelt haar benen verslappen. De lucht lijkt uit haar longen te worden gezogen. Ze staart naar de steen, naar de letters die langzaam scherp worden in haar blik.
‘Nee…’ fluistert ze. Haar stem breekt. ‘Nee, dit kan niet.’

Deel je gedachtes

met de groep

Het leuke van een BlogThriller is dat je niet in je eentje leest, maar samen met een hele groep andere lezers. Iedereen ontvangt op dezelfde dag hetzelfde hoofdstuk en in onze besloten Facebookgroep praten we erover verder.

👉 Hoe vond jij dit hoofdstuk?
👉 Welke verdenkingen heb je?
👉 Of welke vragen spoken er door je hoofd?

Het is zo gezellig om te lezen hoe iedereen het verhaal beleeft. Soms zie je dingen die een ander helemaal gemist heeft, of denk je opeens: hé, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten!

Ik zou het heel leuk vinden als je erbij komt en je gedachten deelt. Samen lezen maakt het verhaal nog spannender én gezelliger.