Gedesoriënteerd schiet Mya in het donker overeind. Langs de betonnen muren van de hal kaatst het geluid van een vrouwenstem tegen de gesloten deur van de logeerkamer. Mya staat op en volgt de dunne streep licht die over de drempel het vertrek in kruipt. Ze legt haar oor tegen de deur, die de gesproken woorden in onverstaanbare losse klanken breekt. Stilletjes duwt ze het koude metaal van de klink naar beneden en ze opent de deur naar de overloop, waar de woordenstroom opstijgt uit de hal.
‘Ik begrijp je niet,’ zegt de vrouwenstem.
‘Wat moet ik dan?’ vraagt Axel.
Op kousenvoeten sluipt Mya naar de glazen balustrade en voorzichtig helt ze over de rand tot ze twee kruinen meters lager in de hal ziet.
‘Wat denk je, Axel?’ In de samengebonden paardenstaart beweegt het haar van de vrouw heen en weer als ze spreekt. ‘Vroeg of laat komt ze erachter.’
‘Sascha,’ snauwt Axel en hij grijpt haar schouder. ‘Straks hoort ze het.’
Meewarig schudt de vrouw haar hoofd en ze zet nog een stap in Axels richting. ‘Het heeft geen toekomst,’ zegt ze met gedempte stem.
‘Hou op!’ zegt Axel en hij loopt naar de voordeur. ‘Ik wil het er niet meer over hebben.’ Resoluut trekt hij de deur open.
‘Je bent naïef,’ bijt Sascha hem toe en ze stapt naar buiten.
Axel gooit de deur achter haar dicht, draait zijn rug naar de deur en laat zich ertegenaan vallen. Met zijn hoofd tegen het hout kijkt hij omhoog. Vlug wijkt Mya naar achteren. Haar hart klopt in haar keel en in haar hoofd herhalen de woorden van Sascha zich. Ze hoort Axels voetstappen verdwijnen naar de woonkamer. Door het langgerekte verticale raam ziet ze op de verlichte oprit de lampen aanspringen van een zwarte auto. In een snelle, vloeiende beweging rijdt die auto achteruit de oprit af, om vervolgens de straat in te draaien en weg te scheuren.
Keukengeluiden komen via de woonkamer, door de gang, de hal in. Aarzelend daalt Mya de trap af naar de eerste verdieping, waar drie deuren uitkomen op een brede gang. Gespannen sluipt ze naar de eerste deur. Waar had de vrouw op gedoeld? Wat zou ze kunnen ontdekken? Mya opent de deur en zoekt met haar hand over de muur naar de lichtknop. Ze vindt de schakelaar en drukt het licht aan. In de kamer staat een kingsize tweepersoonsbed. Voor het grote raam staat een vrijstaand bad. De muur aan de linkerzijde is bedekt met spiegelpanelen over de gehele breedte van de kamer.
Mya stapt de kamer in en kijkt naar de vrouw in de spiegel. Ze speurt naar herkenning in het onbekende gezicht, dat met zoekende bruine ogen naar haar terugkijkt. Ze strijkt met haar vingertoppen over de ondiepe lijnen rond haar ogen. Lijnen die wijzen naar een verleden, naar de negenendertig jaren die zijn verdwenen. Als waterdamp zijn ze vervlogen uit de haarscheuren van haar schedelbasisfractuur. Ze herinnert zich hoe gemangeld haar hoofd voelde toen ze wakker werd. Alsof er een vrachtwagen overheen was gereden. Ze had geen idee waar ze was. Ze knipperde met haar ogen en het licht drong agressief haar gezichtsveld binnen, waarop haar hoofd met pijnlijke steken protesteerde. Snel sloot ze haar ogen en ze probeerde zich te herinneren wat er was gebeurd. Maar haar hoofd was leeg. Niets kon ze zich herinneren. Het was volledig blanco.
‘Mya?’ klonk een onbekende mannenstem.
Ze draaide haar hoofd in de richting van de stem en opende voorzichtig haar ogen. In het licht ontwaarde ze een silhouet. Er zat een man, voor een raam. Zijn gelaatstrekken werden langzaam duidelijker toen haar ogen wenden aan het licht. Wie was hij?
‘Vind je het vervelend dat ik hier ben?’ vroeg hij terughoudend. ‘Wil je dat ik blijf, Mya?’
‘Mya?’ fluisterde ze en ze rolde de naam rond in haar mond. Voorzichtig kwam ze overeind. Een felle pijnscheut schoot door haar hoofd. Ze slaakte een kreun en greep naar haar voorhoofd, waar ze tegen een dik verband stuitte. Op haar hand zag ze een grote pleister waar een infuusslangetje onder vandaan kwam.
‘Blijven liggen,’ zei hij en hij sprong naar haar toe. ‘Volgens de arts is er geen blijvende schade.’ Aarzelend legde hij zijn hand op haar arm, maar haalde hem direct weg toen de deur openvloog en een vrouw in uniform de kamer binnenkwam.
‘Niet te snel, mevrouw De Waard,’ zei de vrouw dwingend en ze drukte op een knop achter het bed. ‘U bent in het ziekenhuis met een schedelbasisfractuur. U heeft een flinke klap gemaakt. We hebben u drie dagen in slaap gehouden. De arts komt zo bij u langs.’ De verpleegster duwde Mya’s schouder zachtjes terug op het kussen. ‘We kregen uw man amper naar huis ’s avonds.’ Ze knikte naar de man bij het raam. ‘U boft maar met hem.’
Mya volgde de blik van de verpleegster en keek naar de onbekende man, die nerveus naar haar lachte.
‘Ik was zo bang dat ik je zou verliezen, Mya.’
‘Mya,’ fluistert ze tegen haar spiegelbeeld in het paneel van de kast. Na drie maanden voelt de naam nog steeds vreemd. Alsof hij een ander toebehoort. Maar de vrouw die ze in het spiegelpaneel ziet, staat op de foto van het rijbewijs in haar portemonnee. Axel had haar op de dag dat ze ontwaakte in het ziekenhuis, de handtas aangereikt waar de portemonnee in zat. Er had geen geld in gezeten. Geen bankpassen, geen bonnetjes of klantenkaarten. Alleen het rijbewijs. Volgens Axel was haar telefoon verloren gegaan bij het ongeluk.
Mya duwt het spiegelpaneel opzij. Jurken, damescolberts, blouses en rokken verschijnen op hangers aan metalen roedes in de kast achter het paneel. Ze beweegt haar hand over de verschillende kledingstukken. Ze komen haar allemaal niet bekend voor.
‘Hier ben je,’ zegt Axel, die de slaapkamer in komt lopen.
Mya veert op en duwt het paneel dicht.
‘Het eten is klaar,’ zegt hij en hij komt vlak achter haar staan.
Via de spiegel kijkt ze naar hem. Zijn brede schouders steken boven haar schouders uit. Ze voelt hoe hij zijn lichaam tegen haar aan drukt en stokstijf blijft ze stilstaan.
‘Alles komt goed. Dat beloof ik,’ fluistert hij in haar oor. Zijn handen pakken haar middel vast. Hij snuift aan haar kruin. ‘Ontspan. Anders komen de herinneringen nooit terug.’ Zijn hand glijdt onder haar blouse en raakt haar huid.
Ze draait zich van hem weg. ‘Ik weet niet of ik Mya kan zijn.’
‘Je bent Mya.’
‘Je begrijpt het niet,’ zegt ze. ‘Voor mij ben je een onbekende.’
‘Ach, je bent net thuis.’
‘Ik ben níet thuis, Axel. Ik ben een vreemde. In een vreemd huis.’
De woorden van de vrouw in de hal blijven gonzen door haar hoofd. Wat is er waar van alles wat Axel haar heeft verteld in de afgelopen drie maanden? Zijn woorden zijn haar enige houvast in de reconstructie van haar verleden, maar in hoeverre kan ze daarop vertrouwen? Ze heeft tijd nodig om na te denken. Ze moet alleen zijn, zonder Axel.
‘Ik heb hoofdpijn,’ verzint ze.
‘Je medicijnen heb ik naast je bord gelegd.’
‘Ik wil naar boven. Ik moet liggen.’
‘Wat is er aan de hand, Mya?’
‘Ik heb rust nodig.’
‘Ik zal stil zijn,’ belooft Axel. ‘Kom mee naar beneden. Al die maanden ben ik alleen geweest. Dit is onze eerste avond samen. Toe.’
Zijn smekende blik laat haar vastberadenheid wegsijpelen. ‘Eventjes dan,’ zegt ze ingehouden.
Axels gezicht ontspant en hij knikt naar haar. Loodzwaar voelen haar voeten als ze achter hem aan de slaapkamer uit loopt.
Verder lezen? Ontvang ZOEK MIJ NIET met 20% korting! Meer informatie vind je hier.
© Copyright 2022 Sietske Scholten - Privacy Beleid - Algemene Voorwaarden