Als je geschreven verhalen vergelijkt met film of theater, dan is de interne monoloog het grote voordeel dat schrijvers hebben. Waar je bij films en theater als kijker de observant blijft op een afstandje, heb je als schrijver de mogelijkheid om in het hoofd te kruipen van je personage(s) en de gedachten die door het hoofd van je personage spoken te gebruiken in je verhaal. De innerlijke stem die woorden geeft aan wat hij of zij denkt, noemen we de interne monoloog. Je kan bij banale gedachten als ‘het brood is op’, en die laten volgen door de handeling van naar de bakker gaan. Maar je kan ook bij angstige gedachten, grimmige gedachten die misschien helemaal niet gedacht mogen worden, idiote gedachten of heel geheime gedachten waar niemand op de hele wereld weet van heeft, behalve het personage zelf en de verteller. Omdat je de hele chaos die in het hoofd van het personage leeft, kunt gebruiken, kun je er alle kanten mee op.
Kijk maar eens hoe ik dat heb gebruikt in mijn ShortThrill GEHEIM. In dat verhaal zitten we in het hoofd van Miranda. Om haar interne monoloog duidelijk te maken, heb ik al haar gedachtes geel gearceerd.
Download het hier
In GEHEIM heb ik ervoor gekozen om in het begin veel gebruik te maken van de interne monoloog van Miranda, zodat de lezer haar leert kennen. De lezer gaat er (onbewust) van uit dat de wijze waarop Miranda de situatie ervaart als waar kan worden aangenomen, waardoor de lezer bepaalde aannames gaat doen over de situatie. Ik stuur daarmee de lezer een bepaalde richting op die uiteindelijk niet lijkt te kloppen, omdat de waarheid anders blijkt te zijn. Daardoor wordt de plotwending (meestal) als een verrassing ervaren.
Als je toegang hebt tot de gedachtewereld van iemand, kan je het hele karakter, maar ook het onderbewustzijn van die persoon blootleggen. Hoe ziet hij of zij er vanbinnen, al denkend, uit? Als je personage onzeker is, komt dit waarschijnlijk in al haar of zijn gedachten naar voren; ofwel in de vorm van onzekere gedachten over zichzelf, ofwel als het mooier afschilderen van andere personages, tegen personages opkijken. Als je personage juist zeer zelfingenomen is, gaan de gedachten van dat personage waarschijnlijk veelal over de zwakte van mensen om hem of haar heen. Gedachten volgen over het algemeen geen logische chronologische lijn, maar hebben de neiging om nogal van de hak op de tak te springen, waardoor je heel vrij bent in wat je wel of niet verwerkt in je verhaal.
De interne monoloog is een element dat schrijvers de mogelijkheid biedt om te spelen met de werkelijkheid, maar ook met de geloofwaardigheid van het personage. Je kan bijvoorbeeld het personage laten denken ‘wat een lelijk jasje’, terwijl hij de drager ervan uitgebreid complimenteert met het jasje. Je kan het personage tegen de politie laten zeggen dat hij die hele avond thuis voor de televisie heeft gezeten, terwijl zijn gedachten teruggaan naar die avond en hem de toen gepleegde moord in zijn hoofd laten herbeleven. Wat een personage denkt en zegt, hoeft dus helemaal niet gelijk aan elkaar te zijn. Juist door dat met elkaar te laten botsen, gaat je verhaal wringen, en dat is spannend. Want mensen zijn niet altijd wat ze doen of zeggen, alleen in hun gedachten zijn ze echt volledig zichzelf.
OPDRACHT 13:
Pak je schets er weer bij en verplaats je naar de binnenkant van het hoofd van je hoofdpersonage. Ga op zoek naar zijn of haar gedachtes. Wat vindt daar plaats? Welke gedachtes komen er voorbij? Verwerk deze gedachten in je tekst, maar blijf wel schrijven vanuit de derde persoon enkelvoud. Begin bij het begin van je schets en werk je hele verhaal door tot het einde.
Veel succes en tot morgen.
Lieve groet,
Sietske Scholten