Naar aanleiding van de vorige les heb ik je aangeraden om je verhaal te beginnen in de actie. Maar hoe zorg je er dan voor dat de lezer de informatie krijgt die hij of zij écht moet weten als je dat niet als uitleg kunt stoppen in de tekst? Hoe krijgt de lezer mee wat er speelt tussen de personages en wat er eerder is voorgevallen? Sommige informatie is zo essentieel om te begrijpen wat er aan de hand is en om te weten wat de drijfveren van een personage zijn voor de acties die gaan volgen. Hoe verwerk je die in de tekst zonder dat de lezer door heeft dat het er staat voor hem?
Omdat je hebt gekozen voor het vertelperspectief vanuit één personage heb je toegang tot zijn of haar denkwereld: de interne monoloog. Met gedachtes kun je alle kanten op. Voor mij is de mogelijkheid om gebruik te maken van de interne monoloog ofwel de gedachte het grote voordeel van een verhaal of boek ten opzichte van een theatervoorstelling of film. Het is zo’n mooi middel om informatie over te brengen op de lezer, omdat het bijna geen beperkingen heeft. Sta maar eens bewust stil bij je eigen gedachtes. Het gaat van de hak op de tak. Je hoeft jezelf niets uit te leggen, want vaak begrijp je je eigen gedachtes maar al te goed. Je ziet flarden, beelden, herinneringen, geuren, geluiden, je vraagt je dingen af, je interpreteert, je concludeert, vult gedachtes voor anderen in, maakt je zorgen om toekomstige gebeurtenissen, je kunt je razendsnel verplaatsen in de tijd en bent ongebonden aan een locatie. Binnen één zin kun je je van Australië naar Amerika verplaatsen of naar de andere kant van de melkweg. Er gebeurt van alles in je hoofd. En dus ook in het hoofd van je personage. Het is dus helemaal niet gek om midden in een dialoog met het andere personage opeens een flard van een herinnering te laten opploppen in de gedachte van je hoofdpersonage. In die herinnering kun je stukjes informatie stoppen die essentieel zijn zonder dat de lezer zich ervan bewust is dat het er staat voor hem, omdat het zo logisch is dat je hoofdpersonage er juist op dat moment aan denkt.
Stel je voor dat mijn verhaal als volgt begint, midden in de actie:
‘Wat heb je met het slot gedaan?’ roept Bart aan de andere kant van de deur. Een harde dreun klinkt en Kyra ziet de deur trillen in de sponning. Twijfelachtig stapt ze naar achteren en brengt haar hand zenuwachtig naar haar mond.
‘Ik wil dat je weggaat.’ Haar stem klinkt schril, beseft ze, terwijl ze de woorden uitspreekt.
Als dit een begin zou zijn van een verhaal heb je als lezer nog geen idee wat er is gebeurd en wat de relatie tussen deze twee mensen is, maar we merken al wel dat er iets speelt tussen deze twee mensen en dat het niet positief is door de woorden die er worden gebruikt en hun lichaamstaal. Stel dat ik een toch wil dat de lezer snel weet wat er tussen hen is voorgevallen, dan kan ik Kyra laten denken, direct aansluitend op het vorige fragment:
Heeft ze er wel goed aan gedaan om het slot meteen te vervangen? Had ze hem toch niet een nieuwe kans moeten geven na gisteravond? Ze voelt met haar hand over haar beurse wang en in gedachte ziet ze zijn vuist opnieuw op haar afkomen.
‘Het spijt me, Kyra,’ hoort ze hem zeggen door de deur heen. Meent hij het? Ze slikt haar twijfels weg en stapt op de deur af. Haar hand legt ze op klink, maar drukt hem niet naar beneden.
‘Kyra! Doe open!’ Ze schrikt van een nieuwe bons en voelt de deur trillen via de klink in haar handen. De geur van gesmolten kaarsvet komt in haar herinnering naar boven. Hij had aan alles gedacht. De tafel was gedekt, haar wijnglas gevuld. In die van hem zat een bodempje. Ze had alert moeten zijn, maar in plaats daarvan was ze onbevangen op hem afgestapt op het moment dat ze het appartement was binnengekomen. Pas toen hij haar vroeg waarom ze zo laat was, voelde ze haar maag samentrekken en besefte ze dat de glimlach op zijn gezicht gemaakt was.
‘Als je nu die deur niet openmaakt…,’ sist hij op nog geen halve meter afstand met alleen een laagje hout tussen hen in.
Vaak wordt er in boeken gekozen voor een flashback. In een flashback neem je de lezer mee naar een hele nieuwe scène (in het verleden) en belandt de lezer in die scène. In een boek kun je daar prima gebruik van maken en kan het zelfs een hele nieuwe verhaallijn in het verleden opleveren. Je hebt de tijd om de lezer een tijdje in het verleden te laten verkeren. In een kort verhaal is het echter niet raadzaam om een flashback te gebruiken, maar kun je het beter verwerken in de gedachte, zodat je in de situatie kunt blijven en je niet hoeft te springen.
Denk aan de kijker op de stoel in het publiek van een theatervoorstelling die naar een andere stoel moet verplaatsen: laat hem dan liever zitten op zijn plek, omdat je geen tijd hebt in je korte verhaal om hem te laten wennen aan zijn nieuwe stoel voor hij alweer terug moet naar zijn oude plek.
Vind je het lastig om een connectie te vinden tussen bepaalde informatie en de gedachte van je hoofdpersonage, maak dan gebruik van een voorwerp. Wil je bijvoorbeeld de lezer meegeven dat de kat van je hoofdpersonage is vermoord door de buurman (omdat dat een belangrijk motief is voor de actie die je hoofdpersoon vervolgens gaat ondernemen, namelijk wraak), laat je hoofdpersoon dan bijvoorbeeld het halsbandje van de kat van het dressoir pakken en er even aan ruiken. De gedachte van je hoofdpersonage gaan naar de kat. Vervolgens leg je hoofdpersoon het bandje weer op de kast, maar zijn gedachte blijft bij de kat. Terwijl je je hoofdpersoon zijn schoenen en jas laat aantrekken, laat je hem denken aan het moment dat hij de kat dood vond. Je hoofdpersoon loopt vervolgens naar de keuken en haalt een taartdoos uit de koelkast, gaat de gang door, trekt de voordeur open en loopt naar het tuinpad van de buurman, terwijl hij de woorden van de dierenarts in zijn hoofd hoort die hem vertelt dat de doodsoorzaak van de kat vergiftiging is. Op dat moment laat je hem aanbellen bij de buurman om hem de taart aan te bieden.
OPDRACHT 11:
In de vorige les had ik je de opdracht gegeven om alle uitleg uit je verhaal te halen om de lezer in de actie te laten blijven. Lees je verhaal nog eens door en vraag jezelf af welke essentiële informatie er nu ontbreekt. Verwerk die informatie in de interne monoloog van je hoofdpersonage. Zorg ervoor dat je minimaal om de paar regels gedachte een actie beschrijft in het nu om de lezer eraan te helpen herinneren dat hij zich in de actie bevindt. Dat het zijspoor slechts een gedachte is van de hoofdpersoon en de lezer niet te ver afdrijft van het nu.
TERUGKOPPELING
Je mag je tekst insturen. Ik reageer niet op iedere opdracht die je instuurt, maar ik kan wel je voortgang volgen, zodat ik gericht kan analyseren op het moment dat ik jouw verhaal aan het behandelen ben om jou van feedback te voorzien.
Mail naar: team@sietskescholten.nl
Heel veel schrijfplezier!
Lieve groet,