Kijk nog eens naar mijn verhaal GEHEIM. Het conflict tussen Miranda en Sander kun je afleiden uit hun drijfveren. Uit datgene wat ze willen dus.
Wat is de drijfveer van Miranda? En wat is de drijfveer van Sander? Hoe verhouden die drijfveren zich tot elkaar? Schrijf een korte scène van maximaal 200 woorden waarin Sander en Miranda dezelfde personages blijven die ze nu zijn, maar nu hebben ze andere drijfveren. Hoe zou het verhaal nu verlopen?
Drijfveer van Sander:
Hij wil schuld bekennen voor de moord op Job en vergeving vragen aan Miranda.
Drijfveer van Miranda:
Ze wil Sander vermoorden voor ze er met Job vandoor wil gaan.
Scroll naar beneden
Ze haat zichzelf om wat ze gaat doen. De spanning knijpt haar keel dicht en moeizaam slikt ze een stukje worst door. Sander brengt zijn vork naar zijn mond en ze vangt zijn onbezorgde blik als hij het vlees van zijn vork hapt. Al kauwend glimlacht hij naar haar en gespannen glimlacht ze terug. Hij heeft hij geen idee van de leugens die ze hem de afgelopen weken heeft verteld. Maar wat kon ze zeggen? Hoe ze opleeft van de momenten dat ze bij Job is? Dat ze pas het gevoel heeft dat ze gelukkig is als ze bloot tegen Jobs naakte lijf ligt, als ze haar handen over zijn warme huid laat glijden? Hoe opgewonden ze raakt als Job haar kust op plekken waar Sander, hoe hij zijn best ook doet, haar al tijden niet meer weet te beroeren? Het laatste wat ze wil is Sander kwetsen. Dat is nooit haar bedoeling geweest. Ze weet dat haar vertrek hem zal breken. Zij is zijn wereld. Hij zal er nooit overheen komen. Ze tikt op het scherm van haar telefoon naast haar bord. Nog zeven minuten.
‘Verwacht je iets?’ vraagt Sander.
Miranda richt zich op van haar scherm en kijkt hem secondenlang aan. ‘Het spijt me.’
‘Zo erg is het niet.’ Hij knikt naar haar telefoon. ‘Kijk gerust, ik vroeg mij alleen af of er iets aan de hand was.’
Ze weet dat hij oprecht is. Na dertien jaar huwelijk herkent ze de subtiele intonatieverandering in zijn stem als ze een lichte ergernis bespeurt die hij probeert te verbergen, maar zijn stem klinkt net als anders. Hij heeft geen idee wat hem te wachten staat. Misschien zou het makkelijker zijn geweest als hij het had zien aankomen. Als hij boos op haar was geweest en zich ertegen had verzet, maar daar is het nu te laat voor. Het zal hem volledig overvallen. Haar maag draait zich om bij de gedachte en de tranen branden achter haar ogen. Ze had Sander dit graag bespaard.
‘Hé,’ zegt hij als hij haar vochtige ogen opmerkt. ‘Wat is dat nou?’ Hij schuift zijn stoel naar achteren en loopt om de tafel heen naar haar toe. Hij legt zijn vingers tegen haar elleboog en begeleidt haar omhoog. Zijn sterke armen slaat hij om haar heen en kort legt ze haar hoofd tegen zijn schouder. Ze ruikt de vertrouwde geur van rauw vlees dat, ondanks de overjas die hij in de slagerij draagt, toch iedere dag tot zijn kleding weet door te dringen. Ze recht haar rug en zoekt Sanders ogen. De tijd begint te dringen.
‘Dank je wel.’
‘Waarvoor?’
‘Weet dat ik van je houd, Sander,’ zegt ze.
Hij glimlacht en legt zijn grote werkmanshanden tegen haar wangen. Ze ruikt de kruidige geur die elke dag in zijn handen trekt bij het kneden van het gehakt. Diep inhaleert ze en sluit haar ogen. Een traan tuimelt over haar wang in de richting van Sanders duim en teder veegt hij het vocht uit over haar huid. Ze sluit haar handen om zijn polsen en zachtjes schudt ze haar hoofd.
‘Ik…’
‘Ssst,’ sust Sander. ‘Het is goed.’ Hij drukt een kus op haar kruin en laat haar hoofd los.
Zijn onwetendheid raakt haar. Kon het maar pijnloos. Ze kijkt naar Sander die weer op zijn stoel is gaan zitten en een nieuwe hap neemt van zijn braadworst. Dit is het moment. De zenuwen gieren door haar lijf. Ze drukt opnieuw op het scherm van haar telefoon. Nog even en haar leven met Job kan beginnen. Haar koffer staat al klaar.
‘Kom, ga zitten, je eten wordt koud,’ zegt Sander.
‘Ik ga,’ zegt ze.
‘Nu? Eet eerst. Je hebt je worst amper aangeraakt.’
‘Weg bij jou,’ gooit ze eruit en ze wacht gespannen zijn reactie af. Met een glimlach houdt hij haar blik vast alsof de woorden zijn oren niet hebben bereikt en in het luchtledige tussen hen in zijn blijven hangen. ‘Ik heb iemand leren kennen via mijn werk. We zijn verliefd.’
Zijn blik verstrakt. Zijn glimlach verdwijnt. Een steek schiet door Miranda’s onderbuik als reflectie op de pijn die ze bij hem veroorzaakt.
‘Het spijt me,’ fluistert ze en ze werpt een blik door het keukenraam dat uitzicht heeft op de weg. Waar blijft Job?
‘Wacht je op hém?’ zegt Sander en hij neemt een nieuwe hap van zijn braadworst.
‘Ik had het je eerder willen zeggen.’
‘Iedereen heeft geheimen,’ zegt hij schouderophalend.
Miranda drukt nogmaals op het scherm van haar telefoon. Vijf minuten over. Ze heeft geen bericht of gemiste oproep en zijn auto staat er ook nog niet.
‘Komt hij je ophalen?’ vraagt Sander.
Miranda ziet hem jus over de laatste kruimels aardappelen op zijn bord gieten en hij plaatst de lepel terug in het pannetje. Verbaasd realiseert ze zich dat zijn reactie anders is dan ze had ingeschat. Sander lijkt niet gebroken. Hij lijkt ook niet gekwetst. Ze bespeurt zelfs geen boosheid. Hij schraapt met zijn vork over zijn bord om de laatste restjes erop te schuiven. Smaakvol stopt hij de vork in zijn mond.
‘Eet je dit nog op?’ vraagt hij haar en knikt naar haar bord.
‘Ik zei: ik ga bij je weg.’
Sander prikt zijn vork in de braadworst op Miranda’s bord en tilt hem omhoog. ‘Dan eet ik hem op.’
‘Doet het je dan niets?’ roept ze uit.
‘Ik vergeef je je misstap. Pak jij het toetje?’
‘Het dringt volgens mij niet tot je door dat ik écht bij je wegga.’
Sander kijkt naar haar op en schudt meelijwekkend zijn hoofd. ‘Hij komt niet.’
‘Wat bedoel je?’ zegt Miranda.
Sander neemt een hap van de braadworst. ‘Dat je tevergeefs op Job wacht.’ Miranda verstijft. Razendsnel gaat ze haar zinnen na die ze zojuist tegen Sander heeft gesproken. Ze heeft Jobs naam niet genoemd. Sander kan zijn naam niet weten. Hij kent Job niet.
‘Beter gezegd, hij is hier al,’ zegt Sander kauwend. ‘Je hebt een goede smaak moet ik zeggen.’ Hij knikt naar de halve braadworst aan zijn vork. Vol weerzin kijkt ze hem aan en ze balt haar vuisten van onmacht.
‘Waar is hij?’ schreeuwt ze. ‘Waar is Job? Wat heb je met hem gedaan?’
‘Iedereen heeft geheimen, Miranda.’ Grinnikend neemt Sander een nieuwe hap van het vannacht zelf geslachte vlees en knipoogt naar haar. ‘Ik ook.’
Scroll verder
Als het goed is, heb je tijdens de opdracht van stap 1 drie krantenberichten gevonden die op een bepaalde manier jouw aandacht hebben getrokken. Er is iets geweest in de foto of de tekst dat jou fascineerde, waardoor jij deze berichten hebt uitgekozen. Zelf heb ik de opdracht van het krantenartikel ook uitgevoerd. Op de website van een krant viel mijn oog op de kop: ‘Man valt van dak na huwelijksaanzoek’. Op de een of andere manier trok deze kop meteen mijn aandacht. Bij het artikel zat een filmpje en een tekst, maar de kop bracht al zoveel in mij in beweging, dat het er niet meer toe deed wat de realiteit was geweest. Als schrijver heb je de vrijheid om enkel het element te gebruiken dat jij interessant vindt. Je mag zelf de antwoorden beden- ken op de vragen die je jezelf stelt bij het element. En je kiest vooral dat wat jou het meest intrigeert, want daar zit de energie waarmee je je verhaal gaat uitwerken.
Ik vroeg mij af wat er gebeurd was op dat dak. Wie is (of was) deze man? Deed hij het huwelijksaanzoek op het dak? Of deed hij eerst een huwelijksaanzoek en ging hij daarna het dak op? Wat deed hij daar? Waarom was hij daar? Is hij gevallen, gesprongen, geduwd? Wat kan er gebeurd zijn? En wie is de man of vrouw met wie hij wilde trouwen? En zou diegene ja of nee gezegd hebben? Had de sprong/ val te maken met wat er was geantwoord? Of werd hij zelf ten huwelijk gevraagd en wat was dan zijn antwoord? Of was het een dom ongeluk na een romantisch moment? De antwoorden op deze vragen vind je in je eigen fantasie.
Vervolgens stel ik de volgende drijfveren voor mijn personages vast:
Personage 1:
De drijfveer van dit mannelijke personage is dat hij met zijn vriendin (personage 2) wil trouwen. Hij wil haar koste wat kost aan zich binden.
Personage 2:
Mijn tweede personage is de vrouw die hij (personage 1) ten huwelijk vraagt. Ze wil niet met hem trouwen, maar is bang voor hem.
Uit deze tegengestelde drijfveren kan eigenlijk niets anders voortkomen dan een conflict en dat is een goed beginpunt voor de uitwerking van mijn plot. Personage 1 zal geen ‘nee’ dulden en haar onderdrukken, waarop personage 2 zich uit de situatie moet zien te redden.
Zelf vind ik het op dit punt in het proces heel fijn om met anderen te praten over mijn verhaalidee. Vriendinnen van mij praat ik de oren van het hoofd als ik met zo’n pre- matuur verhaal aan kom zetten. Ik leg ze in flarden de situatie uit. (Want er staat nog weinig vast.) Ook de vriendinnen stellen vragen over de personages, of wijzen mij erop dat een drijfveer niet realistisch is. Een andere kijk op de zaak geeft mij altijd weer nieuwe input om het verder uit te diepen. Het schrijverschap hoeft niet heel solistisch te zijn, is mijn idee. Je kunt juist veel mensen betrekken bij het vormen van je verhaal. En de meeste mensen vinden het hartstikke leuk om creatief met je mee te denken.