.
Met de interne monoloog uit de vorige stap leer je het hoofdpersonage goed kennen. Maar ook met de dialoog kun je als schrijver veel van je personages laten zien. Door hoe ze praten, geven ze zich, bewust en onbewust, bloot. Dialogen zijn letterlijk de dingen die je personages tegen elkaar zeggen. Met een dialoog kun je veel over het verhaal duidelijk maken aan de lezer. Dialogen maken het mogelijk om niet alles in je verhaal te hoeven vertellen terwijl het gebeurt, omdat je bepaalde feiten kunt laten uitspreken door de personages. Maar dialogen zijn veel meer dan gesproken woorden. Het gaat ook om suggesties, leugens, onderhuidse spanning of botsingen. Dialogen gaan ook vaak om wat er juist níet wordt gezegd. Personage A schreeuwt overstuur tegen personage B dat hij de deur de hele nacht open heeft laten staan. Ze weet zeker dat er iemand binnen is geweest.
'Personage B reageert laconiek en zegt van niets te weten. Personage A wordt woest en verwijt hem dat hij niets om haar geeft als hij het huis niet afsluit. Er had van alles kunnen gebeuren. In werkelijkheid gaan de emoties over het overspel van personage B waar personage A achter is gekomen. Door je personages met elkaar te laten praten in combinatie met bepaalde handelingen, mimieken of blikken, breng je ze tot leven.
.