Pak je schets (waar je bij de vorige stap de interne monoloog in hebt verwerkt) er weer bij en richt je op je hoofdpersonages. Je kent hen inmiddels behoorlijk goed. Je bent in hun huid gekropen, in hun gedachtewereld, nu is het tijd om ze te laten praten. Wat voor toon en taalgebruik past bij je personages? Laat ze met elkaar in gesprek gaan. Bouw stukken beschrijvende tekst om tot een dialoog. Laat je personage iets anders zeggen dan wat hij/zij van binnen denkt. Laat ze langs elkaar heen praten of elkaar verkeerd begrijpen. Laat je personage zwijgen als hij/zij eigenlijk iets heel graag zou willen weten. Of laat hem/haar juist iets eruit flappen, waarna hij/zij zijn/haar tong afbijt. Speel met de mogelijkheden die de dialoog biedt. Begin bij het begin van je schets en zoek momenten waar je graag een dialoog wilt hebben. Verwerk de dialogen in je schets.
Heel veel succes en tot volgende week!