Steeds moeilijker kan Kim de woorden van Quinten en Sophia volgen. De zinnen en het gehuil breien zich aaneen als een streng die haar nog verbindt met de aarde. Net als de pijn wordt de streng dunner en dunner als ze dieper wegzakt in de onderstroom waarin ze zich eerder bevond.
‘Hoe kun je jaloers zijn op Kim?’ zegt Quinten. ‘Zíj is het slachtoffer hier. Niet jij. Zij heeft ons niets misdaan. Ze heeft ons juist iets moois gegeven en dat hebben we haar ook nog eens afgenomen. We hebben haar kind gestolen. Zie je hoe verschrikkelijk verkeerd het is?’
Vanuit het grote vertrek klinkt hard het geluid van de deurbel. Door de openstaande deur van de woonkamer rolt het gerinkel naar binnen.
‘De bel,’ zegt hij verbaasd.
‘Laat gaan. Ze pakken alles van ons af.’
‘Nee, Sophia, dat hebben we zelf gedaan.’
‘Hou op. Aron ligt te vechten voor zijn leven. Laten we hopen dat hij niet weer gereanimeerd hoeft te worden en dat Fosses bloed nu zijn werk doet. Maar als hij zijn ogen opent, dan wil ik dat we samen aan zijn bed zitten. Dat hij met ons mee naar huis kan, zodra hij sterk genoeg is. Dat hij met zijn broertje kan spelen en opgroeien. Hier. Op landgoed Boeckerode, zijn thuis, samen met jou en mij. Als jij Kim laat leven, heeft Aron niemand meer. Dan gaat hij naar een pleeggezin, omdat wij jaren van zijn jeugd in de gevangenis moeten doorbrengen. Is dat wat je wilt?’
‘Nee.’
‘Wat wil je dan? Want ik zie geen andere optie,’ zegt Sophia en ze negeert de deurbel die opnieuw wordt ingedrukt. Quinten blijft schudden met zijn hoofd.
‘Ik wil Kim.’
‘Wat?’ roept ze geschokt.
‘Ik houd van Kim.’
‘Je houdt van haar?’ zegt Sophia met opeengeklemde kaken.
De doffe plof van Quintens knieën als hij naast haar neerknielt, trekt Kim weer terug naar de oppervlakte. De scherf klettert naast haar hoofd op de grond. Teder strijkt Quinten met zijn hand over haar haren. Het gehuil van Fosse verplaatst zich naar de box waarin hij wordt gelegd.
‘Oh, Kim, dit had ik nooit gewild.’ Ze voelt zijn hand, ze hoort zijn woorden, maar ze geen kracht om te bewegen. ‘Als je hoort dat je kind doodgaat, dan gebeurt er iets in je,’ gaat Quinten verder. Zijn stem klinkt gebroken. ‘Er komt een vechtlust naar boven waar alles voor moet wijken. Ik vond het verschrikkelijk om tegen je te liegen. Vooral toen ik van je begon te houden.’ Eindelijk lukt het Kim om haar oogleden te openen. Ze kijkt in zijn ogen die gevuld zijn met tranen en verplaats kort haar blik naar Sophia die met gebalde vuisten in de richting van de bank loopt.
‘Ik wilde je beschermen. Tegen mijzelf. Tegen het afschuwelijke plan.’
Ze hervat het oogcontact met Quinten. ‘Ik haatte mijzelf. En nog steeds. Maar iedere keer als ik Aron in mijn armen hield en ik het leven steeds verder uit hem zag wegtrekken, wist ik, tegen mijn gevoel in, dat we moesten doorzetten. Dat Fosse zijn redding zou zijn.’
Het kussen lijkt uit het niets te komen als Sophia het ferm tegen Kims hoofd drukt. Geschrokken probeert Kim haar hoofd te draaien om lucht te vinden, maar de druk op het kussen is te groot. Ze opent haar mond om te kunnen ademen, maar het lukt niet. De paniek overvalt haar, terwijl ze steeds benauwder wordt. Haar longen smeken om lucht.
‘Nu is het genoeg!’ hoort ze Quinten schreeuwen, gevolgd door een angstaanjagende gil van Sophia. Warme druppels vallen op Kims armen. Haar shirt wordt nat. Voor ze zich de vraag kan stellen, want het vocht zou kunnen zijn, valt er met een plof een zwaar gewicht op haar dat het laatste beetje lucht uit haar longen drukt. Tegelijkertijd neemt de druk van het kussen af. Het glijdt van haar gezicht en ze ziet Sophia bewegingloos op haar borst liggen. De lege ogen staren haar aan. De glasscherf steekt uit haar nek.
‘Hallo?’ klinkt er een stem door het gat van de tuindeuren aan de achterzijde van het grote vertrek.
Quinten duwt het zware gewicht van haar af. Kim hapt naar lucht als hij haar naar zich toetrekt en haar in zijn armen neemt.
‘Hallo? Is daar iemand? Kim? Ben je hier? Ik stond voor je huis, maar je was er niet. De app zegt dat je hier bent. Ik maak mij zorgen.’
‘We zijn hier, Marin,’ roept Quinten verslagen. ‘Bel 112, zo snel mogelijk.’
Als in KRAAMKOORTS de vliezen van de hoogzwangere Kim voortijdig breken en haar vriend Jonathan door zijn werk als piloot niet continu voor haar kan zorgen, neemt Kim haar intrek in een kleinschalig kraamhotel midden op de Veluwe waar rust het hoogste goed is. Het ontbreekt haar aan niets in het idyllische bijgebouwtje naast het luxe landhuis van verloskundige Sophia en haar man Quinten.
Maar zodra Jonathan is vertrokken voor een vlucht naar de andere kant van de wereld, laat Sophia haar ware gezicht zien. Kims telefoon wordt haar ontnomen en ze verliest het contact met de buitenwereld. Haar argwaan groeit. Heeft Sophia wel het beste met haar voor?
Hoogzwanger, met gebroken vliezen, heeft Kim geen enkele mogelijkheid om te vluchten zonder haar baby in gevaar te brengen.
Hoe houdt ze zichzelf en haar kind in veiligheid, terwijl ze zo kwetsbaar, hulpbehoevend en afgesloten is van de wereld?
Sietske Scholten haar boeken eerst blogt? Lezers kunnen als het ware over haar schouder meelezen, terwijl ze het boek schrijft. Iedere werkdag ontvangen de lezers een nieuwe hoofdstuk en zitten vervolgens 24 uur in spanning te wachten op hoe het verder zal gaan. In een besloten Facebookgroep hebben de lezers contact met elkaar en wordt er druk overlegd over de personages, de ontwikkelingen in het verhaal en ze sparren over hoe het zal gaan aflopen. Sietske hoeft dus niet maandenlang solistisch te werken aan haar boek. Tijdens het schrijven kan ze haar verhaal al uittesten op publiek en snel bijsturen als het nodig is. Druk op de knop en lees meer over hoe dit blogroman-concept is ontstaat: