Om de rand van het aanrecht houdt Kim haar handen geklemd. Stevig knijpt ze met haar vingers in het kunststofblad. Ze kan nauwelijks geloven dat Jonathan werkelijk naast haar in de keuken staat.
‘Een zwarte, krachtige thee kan ik nu wel gebruiken,’ antwoordt Kim zacht en ze schraapt haar keel. ‘Assam,’ weet ze te zeggen. Maar haar gedachte zijn ergens anders. ‘Met een beetje melk.’
‘Dan klinkt goed. Die wil ik ook wel.’
Ze durft haar hoofd niet te draaien om hem aan te kijken. Ze heeft geen idee wat er gebeurt als ze oogcontact zouden hebben. Ze wil niets liever en toch vindt ze het doodeng en in de stilte die valt is de spanning die ze voelt nog sterker voelbaar. Aan het geluid van zijn voetstappen en aan de lichte ruis van zijn kleding die langs elkaar beweegt, merkt ze dat hij van plek verandert. Bij de gedachte dat hij achter haar komt staan, reageert haar huid. Het prikkelt bij het idee dat hij zijn armen om haar heen legt en haar tegen zich aandrukt. Ze houdt haar adem in.
Maar in tegenstelling tot het geluid van voetstappen die op haar afkomen, hoort ze hem teruglopen de tuin in en in de tuinstoel gaat zitten. Teleurgesteld en opgelucht tegelijk ademt ze langzaam uit. Ze laat de rand van het aanrecht los en vult de waterkoker onder de kraan, alsof er niets aan de hand is.
Met trillende handen zet Kim een paar minuten later de twee glazen troebele thee op het tuintafeltje.
‘Dank je wel,’ zegt Jonathan.
‘Ik ben benieuwd wat je van de thee vindt.’ Ze lacht ongemakkelijk naar hem en neemt plaats op de tuinstoel naast hem. Haar handen legt ze vlug op haar knieën om het trillen te verbergen. De moeiteloosheid waarmee het gesprek op gang was gebleven tijdens de wandeltocht van de Brink naar haar huis is door de spanning verdwenen. Het heeft plaatsgemaakt voor verlegenheid en onzekerheid. Wat kan ze hem vragen? Ze weet nauwelijks iets van hem. Naarstig zoekt ze naar een haakje waarmee ze het gesprek weer op gang kan brengen. In de hoop dat hij haar gestuntel niet opmerkt, kijkt ze omhoog. In de lucht hangen strookjes wolken die goud kleuren in het zonlicht. Het is zo rustig hierbuiten dat ze bang is dat Jonathan haar wild bonzende hart in haar borstkas zou kunnen horen. Gelukkig ritselen de bladeren van de zilveresdoorn door enkele koolmeesjes die zich er zingend in verschuilen.
‘Woon je ook in Deventer?’
‘In Harfsen.’
‘Echt?’ zegt Kim verbaasd en ze vergeet haar gereserveerdheid. Ze draait haar hoofd naar hem toe en kijkt in zijn ogen.
‘Ja, hoezo?’
‘Dat had ik niet verwacht. Hoeveel minuten rijden is dat met de auto?’
‘Twintig.’
‘Waarom ga je dan helemaal hier naar de bibliotheek? En naar gitaarles?’
‘Oh,’ zegt hij nonchalant. ‘Ik struin graag in de kasten om boeken te vinden die ik anders nooit zou hebben uitgekozen als ik ze online zou aanvragen. Harfsen heeft alleen een buurtbieb waar je boeken kan ophalen en weer kan inleveren die je online hebt aangevraagd. En gitaarles wordt er niet gegeven.’
‘Woon je daar allang?’
‘Al jaren. Ik schaam mij bijna om het te zeggen, maar ik woon in een soort veredeld studentenhuis met twee anderen.’
‘Waarom? Je bent piloot,’ vraagt ze zich hardop af en ze schrikt van haar loslippigheid. Haar nieuwsgierigheid verzwakt haar rem. Ze wil alles van Jonathan weten.
‘Toen ik begin twintig was leek het mij een mooie oplossing om uit huis te kunnen en daarna was het vooral praktisch. Ach, ik ben toch weinig thuis.’
‘En die andere bewoners? Zijn dat mannen? Vrouwen?’
‘Altijd mannen. Meestal omdat ze in scheiding liggen en tijdelijk een woning nodig hebben. Af en toe een student. Of een arbeidsmigrant. Het wisselt zo vaak dat ik het vaak niet weet wie er nu weer in zit. We delen niet meer dan de keuken, de badkamer en de gangen, dus ik heb amper contact.’
‘Goh, ik zou behoefte hebben aan privacy. Aan mijn eigen ruimte.’
‘Als ik jouw woning zie, dan zou ik dat ook graag willen. Over twee jaar heb ik mijn lening voor de pilotenopleiding volledig afgelost en wil ik iets gaan kopen.’ Hij pakt het oor van zijn theeglas vast en neemt een voorzichtige slok.
‘Lekker.’ Hij geeft een knikje naar het glas.
‘Nooit samengewoond? Je zult vast genoeg aandacht krijgen van vrouwen,’ polst ze.
‘Waarom denk je dat?’
‘Ik bedoel…’ Vlug richt ze haar blik op de grond en ze voelt hoe haar wangen beginnen te gloeien. ‘De stewardessen. Als ik de wilde verhalen mag geloven...’ Jonathan begint te lachen. Ze schaamt zich direct voor haar stereotyperende uitspraak. Wat weet zij nou van het pilotenbestaan?
‘Ik heb het heel gezellig met de crew, maar niet meer dan dat. Ik heb eerder het idee dat ik juist minder diepgaande contacten aan kan gaan door het vliegen. Omdat ik zo vaak niet in Nederland ben.’ Zo had Kim er nog nooit over nagedacht. Nu ze het vanuit dit perspectief bekijkt, klinkt het logisch. Continu van huis, iedere keer in een ander land, een ander werelddeel. Van hotel naar hotel. Ze kan zich voorstellen dat het ook eenzaam zou kunnen zijn.
‘Wat zou je willen?’ vraagt ze oprecht en ze ziet hem schrikken. ‘Sorry als ik te persoonlijk word,’ verontschuldigt ze zichzelf.
‘Dat is het niet,’ stamelt hij. ‘Ik denk…’
Wat denkt hij? Ze wil het weten. Ze voelt het verlangen om hem te leren kennen tot in haar tenen. Wat hij voelt, waar hij om lacht, wat hij graag doet, wat zijn mening is over alle onderwerpen waar zij ook graag over nadenkt. Ze zou van de daken willen schreeuwen dat zij de persoon is voor hem. Maar kan ze dat tegen hem zeggen? De stem van Marin fluistert in haar gedachte dat ze hard to get moet zijn. Anders rent hij weg. Zou dat voor Jonathan ook gelden? Of zijn Jonathan en zij van een ander soort? Ze heeft tijdens haar studie zoveel dieren geobserveerd terwijl ze elkaar versierden. Een burlend edelhert, de kanarie met zijn sexy syllabe, de pauw die pronkend zijn verendek toont, het zandkasteel dat de chichlide bouwt voor zijn vrouwtjesbaars, de dansende flamingo. Ieder soort heeft zijn eigen ritueel. Maar wat zijn de onbeschreven regels tussen haar en Jonathan?
‘Sorry,’ zegt hij. Zijn glimlach is verdwenen.
‘Hoezo?’
‘Ik kan beter gaan.’ Hij staat op uit de tuinstoel, maar blijft staan en perst zijn lippen op elkaar.
‘Heb ik iets verkeerd gezegd?’ vraagt ze geschrokken.
Als in KRAAMKOORTS de vliezen van de hoogzwangere Kim voortijdig breken en haar vriend Jonathan door zijn werk als piloot niet continu voor haar kan zorgen, neemt Kim haar intrek in een kleinschalig kraamhotel midden op de Veluwe waar rust het hoogste goed is. Het ontbreekt haar aan niets in het idyllische bijgebouwtje naast het luxe landhuis van verloskundige Sophia en haar man Quinten.
Maar zodra Jonathan is vertrokken voor een vlucht naar de andere kant van de wereld, laat Sophia haar ware gezicht zien. Kims telefoon wordt haar ontnomen en ze verliest het contact met de buitenwereld. Haar argwaan groeit. Heeft Sophia wel het beste met haar voor?
Hoogzwanger, met gebroken vliezen, heeft Kim geen enkele mogelijkheid om te vluchten zonder haar baby in gevaar te brengen.
Hoe houdt ze zichzelf en haar kind in veiligheid, terwijl ze zo kwetsbaar, hulpbehoevend en afgesloten is van de wereld?
Sietske Scholten haar boeken eerst blogt? Lezers kunnen als het ware over haar schouder meelezen, terwijl ze het boek schrijft. Iedere werkdag ontvangen de lezers een nieuwe hoofdstuk en zitten vervolgens 24 uur in spanning te wachten op hoe het verder zal gaan. In een besloten Facebookgroep hebben de lezers contact met elkaar en wordt er druk overlegd over de personages, de ontwikkelingen in het verhaal en ze sparren over hoe het zal gaan aflopen. Sietske hoeft dus niet maandenlang solistisch te werken aan haar boek. Tijdens het schrijven kan ze haar verhaal al uittesten op publiek en snel bijsturen als het nodig is. Druk op de knop en lees meer over hoe dit blogroman-concept is ontstaat: