De dunne armen van het jongetje liggen naast zijn blote bast. Een laken bedekt zijn benen en heupen. In het licht van de televisie lijkt zijn huid van glas, zo kwetsbaar, bedenkt Kim zich, maar de blik in zijn ogen is krachtig en intens kijkt hij haar aan. Moeizaam tilt hij zijn arm op en maakt een handbeweging alsof hij haar uitnodigt dichterbij te komen. Met een glimlach probeert ze haar geschrokken aanblik te verbergen.
‘Ben jij de zoon van Sophia?’
Het jongetje knikt.
‘Ik zoek je moeder,’ zegt ze, terwijl ze rustig over de houten vloer in visgraatpatroon naar zijn bed loopt.
‘Ik logeer in het koetshuis.’
De jongen probeert zichzelf voorzichtig omhoog te duwen om te gaan zitten. Vlug zet ze de laatste stappen naar voren.
‘Zal ik je helpen?’
Hij kantelt zijn hoofd omhoog om haar aan te kunnen blijven kijken.
‘Je hoeft voor mij niet te gaan zitten, hoor. Blijf maar lekker liggen.’
De jongen reageert niet op wat ze zegt en blijft zitten. Dan richt hij zijn blik lager en legt zijn hand op Kims buik. Ze schrikt van zijn plotselinge aanraking, maar ook dat laat ze niet merken.
‘Dit is ook een jongetje, mijn baby,’ knikt ze naar haar buik.
‘Dat weet ik,’ zegt het jongetje schor. Verbaasd om zijn reactie fronst Kim haar wenkbrauwen, terwijl ze naar hem glimlacht.
‘Vannacht wordt hij geboren,’ zegt het kind. Haar lach verdwijnt. Hoe weet hij dat? Gokt hij maar wat? Of zal dit kind het vaker meemaken dat hoogzwangere vrouwen met weeën in zijn kamer komen als zijn moeder niet op tijd reageert, waardoor het logisch is dat ze vannacht zal bevallen?
‘Ja, dat denk ik ook,’ zegt ze tegen hem. Hij sluit zijn ogen en Kim hoort hem diep ademhalen.
‘Fosse,’ fluistert hij bij de uitademing tegen Kims buik. Het kippenvel verspreidt zich over Kims huid bij het horen van de naam.
‘Aron,’ hoort ze Sophia achter zich. Kim zet een stap bij het bed vandaan als Sophia op hen af stormt. Met een woest gezicht, doordrongen van haat, kijkt ze Kim aan. ‘Wat doe jij hier? Dit is privé,’ sist Sophia.
‘Ik zocht jou,’ verontschuldigt Kim zich.
‘Dan druk je op de bel, heb ik gezegd.’ Haar woorden klinken kil.
‘Dat heb ik gedaan. Meerdere keren. Ik denk dat de bevalling is begonnen.’ Sophia drukt Aron met zijn rug terug in het kussen.
‘Ga naar het koetshuis, Kim. Ik kom er zo aan,’ snerpt ze, waarna haar stem verzacht. ‘Rustig maar, lieverd.’
Kim ziet hoe Sophia de jongen over zijn hoofd aait. Haar eigen baarmoeder spant zich weer samen. Ze bijt op haar kiezen om een zucht te onderdrukken en snelt de kamer uit, de hal in, door de openslaande deuren, naar de stenen buitentrap. Buiten vertraagt ze haar pas om op adem te komen. Wat is dit? Dit klopt van geen kant. Alles in haar schreeuwt om hier weg te gaan. Weg van deze plek waar ze zich niet thuis voelt. Weg van de wispelturigheid van Sophia. Ze wil haar graag vertrouwen, maar de Sophia die haar uren geleden begroette, is niet de Sophia die ze net in de ogen keek. Maar wat moet ze nu? Ze staat op het punt om te bevallen. Meer kwetsbaar dan dit heeft Kim zich in haar hele leven nog niet gevoeld. Een eerste kind krijgen is al spannend genoeg. Maar nu zit ze ook nog eens hier. Hoe kan Kim zich overgeven aan iemand die ze niet vertrouwt? Zo snel ze kan met haar dikke aangespannen buik haast zich naar beneden, over het pad tot ze de voordeur van het koetshuis bereikt. Waar zijn de andere kraamvrouwen eigenlijk, vraagt ze zich af, als het huis privé is en het niet de bedoeling is dat Kim daar komt? Ze zou andere huisjes verwachten, maar behalve het koetshuis ziet ze nergens andere bijgebouwtjes. Hoe kleinschalig is dit kraamhotel? Zou ze de enige zwangere zijn die Sophia nu begeleidt? In hoeverre heeft Jonathan onderzoek gedaan naar Sophia’s staat van dienst? Hoe weet hij dat ze goed is in haar werk? Hoe komt hij überhaupt bij dit kraamhotel terecht?
Voor Kim een stap over de drempel zet van het koetshuis, bedenkt ze zich en ze draait zich in de richting van waaruit ze uren geleden met Jonathan aan was komen rijden. Ze herinnert zich het kronkelde bospad. Hoe lang was die weg? Hoe lang hadden ze er met de auto over gedaan vanaf de gewone weg? Andere huizen had ze niet gezien langs het bospad tot aan landgoed Boeckerode. Ze herinnert zich alleen bomen. Had ze maar beter opgelet. Ze was vooral bezig geweest met haar kletsnatte broek. Kim loopt naar het bospad. Met haar rug naar het landhuis heeft ze zo’n vijftig meter zicht. Daarna draait de weg naar rechts. Zou ze het wagen? Gewoon gaan lopen in de hoop een auto of een huis tegen te komen waar ze hulp kan vragen? Haar baarmoeder knijpt zich opnieuw samen tot een bal. Ze bakt haar handen tot vuisten, sluit haar ogen en zucht de kramp weg. Ze beginnen hoe langer hoe heftiger te worden, merkt ze op. In deze conditie is ze zo traag als een schildpad. Om de paar minuten zal ze stil moeten staan om de pijn weg te zuchten. Wat als ze niemand tegenkomt? Wat als ze langs het bospad bevalt? Wat moet ze dan doen? Ze ziet al voor zich hoe haar natte glibberige baby op de bosgrond uit haar glijdt. Hoe moet dat dan met de navelstreng? En wat als hij niet begint te huilen? Of als ze zelf blijft bloeden? Of als er andere complicaties optreden? Ze heeft geen idee. Weglopen is veel te gevaarlijk. Ze heeft geen andere keuze dan zich over te geven aan Sophia in de hoop dat ze te vertrouwen is en dat deze angsten allemaal ongegrond blijken te zijn.
Als in KRAAMKOORTS de vliezen van de hoogzwangere Kim voortijdig breken en haar vriend Jonathan door zijn werk als piloot niet continu voor haar kan zorgen, neemt Kim haar intrek in een kleinschalig kraamhotel midden op de Veluwe waar rust het hoogste goed is. Het ontbreekt haar aan niets in het idyllische bijgebouwtje naast het luxe landhuis van verloskundige Sophia en haar man Quinten.
Maar zodra Jonathan is vertrokken voor een vlucht naar de andere kant van de wereld, laat Sophia haar ware gezicht zien. Kims telefoon wordt haar ontnomen en ze verliest het contact met de buitenwereld. Haar argwaan groeit. Heeft Sophia wel het beste met haar voor?
Hoogzwanger, met gebroken vliezen, heeft Kim geen enkele mogelijkheid om te vluchten zonder haar baby in gevaar te brengen.
Hoe houdt ze zichzelf en haar kind in veiligheid, terwijl ze zo kwetsbaar, hulpbehoevend en afgesloten is van de wereld?
Sietske Scholten haar boeken eerst blogt? Lezers kunnen als het ware over haar schouder meelezen, terwijl ze het boek schrijft. Iedere werkdag ontvangen de lezers een nieuwe hoofdstuk en zitten vervolgens 24 uur in spanning te wachten op hoe het verder zal gaan. In een besloten Facebookgroep hebben de lezers contact met elkaar en wordt er druk overlegd over de personages, de ontwikkelingen in het verhaal en ze sparren over hoe het zal gaan aflopen. Sietske hoeft dus niet maandenlang solistisch te werken aan haar boek. Tijdens het schrijven kan ze haar verhaal al uittesten op publiek en snel bijsturen als het nodig is. Druk op de knop en lees meer over hoe dit blogroman-concept is ontstaat: