‘Au,’ kermt Kim met opeengeklemde kaken. Een pijnlijke steek snijdt als een scherp mes door haar buik. De tros bananen die ze zojuist heeft opgepakt, laat ze terugvallen in het schap van de fruitafdeling van de supermarkt en ze drukt haar hand tegen de strakgespannen huid onder de stof van haar zomerjurk. Het is de zoveelste harde buik in de afgelopen dagen, maar dit keer voelt het anders. Als ze nu gaat bevallen, dan is Jonathan er niet bij, schiet het door haar hoofd. Het duurt nog uren voor hij voet op Nederlandse bodem zal zetten.
‘Gaat het wel?’ vraagt een oudere dame bezorgd. Nog voor Kim kan antwoorden, knapt er iets. Als een te hard opgeblazen ballon die diep in haar binnenste in stilte bezwijkt onder de toenemende druk.
‘Oef,’ kreunt Kim. Ze grijpt de duwstang van de winkelkar vast en buigt voorover om de pijn op te vangen. Ze voelt hoe haar onderbroek nat wordt. De druppels rollen langs de binnenzijde van haar blote benen naar beneden, verstopt onder haar lange wijde jurk die tot haar enkels reikt.
‘Ik lek,’ zegt Kim zowel geschrokken als beschaamd tegen de vrouw die inmiddels naast haar staat. Wanneer heeft ze de baby voor het laatst gevoeld, vraagt ze zich af. Vanochtend, herinnert ze zich, toen ze een paar uur geleden haar yoghurt met muesli at aan de eettafel. De baby gaf haar een stevige schop tegen haar flank. Ze had hem met vriendelijke klopjes laten weten dat ze er was. Onder haar huid duwde hij zijn puntige enkeltje tegen de baarmoederwand. Niets wees erop dat er iets mis was.
‘Zijn je vliezen gebroken?’ vraagt de vrouw.
‘Ik weet het niet,’ antwoordt Kim.
‘Hoe ver ben je?’
‘Bijna zesendertig weken.’
‘Is het je eerste?’
Kim knikt. Ze pakt de punt van haar jurk en tilt de stof omhoog tot ze ziet hoe de druppels een rood spoor hebben gevormd van haar bovenbenen tot aan haar enkels.
‘Ik bloed.’
‘Het is bloed,’ roept de vrouw luidkeels over de versafdeling. ‘Bel een ambulance.’ Kim volgt haar blik. Een man bij de bak tomaten richt zijn kale hoofd op en kijkt zoekend om zich heen om te zien waar de commotie vandaan komt. Het nauwgesloten t-shirt benadrukt zijn breedgespierde schouders en het witte katoen steekt af tegen de donkere kleuren van de tatoeages waar zijn armen vol mee zitten.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt hij haastig. Hij grijpt zijn telefoon, terwijl hij al typend op hen afrent. Nog voor hij bij ze staat, drukt hij de telefoon tegen zijn oor. ‘Wat moet ik zeggen?’ vraagt hij aan de vrouw. In zijn stem klinkt paniek.
‘Een hoogzwangere vrouw in de supermarkt verliest bloed,’ vult de vrouw voor hem in alsof het een logische situatie betreft. De man herhaalt haar woorden tegen de centralist aan de andere kant van de lijn, maar ze dringen nauwelijks tot Kim door. Het is de pijn in haar buik die al haar aandacht opeist. Hoort bloed erbij? Is de baby in gevaar? Ze heeft alle bibliotheekboeken op het gebied van zwangerschap en bevalling in de afgelopen maanden bestudeerd. De uitzetlijst had ze op de deur van haar eigen kledingkast gehangen en ieder item was inmiddels afgevinkt. Alles had ze verzameld. Van omslagrompertjes tot navelklemmetjes. Exact volgens de instructies had ze de kleertjes uitgewassen, gestreken en per categorie op de twee planken van haar kledingkast gelegd, waar ze voorheen haar sokken, onderbroeken en truien bewaarde. Haar vluchtkoffer met drie geboortesetjes, baby’s eerste knuffeltje en haar eigen kleding voor de eerste dagen na de bevalling stond al weken klaar in de gang, naast de omgekeerde maxicosi, op de grond onder de kapstok. Ze had de voorbereiding aangepakt, zoals ze alles haar hele leven had gedaan: onderzoeken, studeren en slagen. Ze was in de veronderstelling dat ze alles wist wat ze als aanstaande moeder diende te weten. Als het zou bestaan, zou ze cum laude zijn geslaagd voor het theoretisch zwangerschapsexamen, daar was ze van overtuigd. Maar ’s nachts in haar dromen openbaarde zich haar angst voor wat er ging komen. Keer op keer werd ze badend in het zweet wakker uit een nachtmerrie, waarin ze zonder Jonathan aan het bevallen was. Als hij naast haar in bed lag, had ze hem wakker geschud en haar angsten uitgesproken. Iedere keer had hij haar in zijn armen genomen en gerustgesteld. Ze hoefde niet bang te zijn. Rondom de bevalling zou hij verlof nemen had hij beloofd, zodat hij de geboorte van zijn zoon niet zou missen. Maar hoe kon hij beloven de bevalling niet te missen, dacht ze als hij de woorden uitsprak. Niemand kan met zekerheid zeggen wanneer de baby komt.
‘Hoe ver is ze?’ vraagt de kale man met de telefoon aan zijn oor.
‘Bijna zesendertig weken,’ antwoordt de vrouw.
‘Ze is bijna zesendertig weken zwanger,’ zegt de man in de speaker van zijn telefoon. Kims oogleden worden zwaar. Ze richt haar blik op de twee komkommers, de zak appels en twee doosjes frambozen op de bodem van haar winkelwagentje. Ze was nog maar net begonnen met boodschappen doen. Als ze nu naar het ziekenhuis moet, heeft ze dan straks nog tijd om de ingrediënten voor de taco’s te kopen?
‘Leg haar op de grond,’ beveelt de kale man. ‘De ambulance is onderweg.’
Naar de grond, denkt Kim. Ze snakt ernaar. Opgekruld liggen en haar ogen dichtdoen. Dat is alles waar ze nu naar verlangt. De pijn is onhoudbaar. Iedere beweging verergert het. Maar hoe komt ze op de grond? Haar benen voelen als elastiek en ze vertrouwt haar eigen spieren niet meer. Straks valt ze op de grond als ze haar knieën van het slot haalt. Ze weet het niet, beseft ze. Ze heeft geen beheersing over haar lichaam of wat haar verder te wachten staat. Niets heeft haar voorbereid op deze situatie en dan moet de bevalling nog beginnen. Haar honger naar kennis was schijnvoorbereiding geweest. Het had haar een doel gegeven tijdens de zwangerschap, waardoor ze dacht controle te hebben over deze levensgrote veranderingen in haar leven. Maar ze heeft geen idee wat er nu met haar gebeurt, wat haar lijf doet en wat haar te wachten staat. Haar hersenen lijken volgestopt te zijn met watten en helder nadenken is onmogelijk. Van onder haar oksels ringen de volgetekende stevige armen van de kale man zich om haar heen. Hij klemt haar tegen zich aan en door hem begeleid durft ze haar knieën te buigen en zich langzaam te laten zakken. Een nieuwe golf vocht loopt langs haar benen naar beneden. Haar onderbroek is doorweekt. Liggend op de grond trekt ze haar benen zover op als mogelijk tot haar bovenbenen de harde bal raken die haar buik is geworden. Haar armen vouwt ze eromheen. Het maakt haar niet meer uit hoe ze erbij ligt en hoe de omstanders haar zullen zien. Haar bebloede benen, de plakkerige stof van haar jurk die haar billen raakt, wat doet het er nog toe? De pijn vormt een cocon om haar heen, waarin zij eenzaam zweeft in een tijdloze leegte. Zelfs haar kind lijkt verder weg dan ooit door haar samengetrokken baarmoeder die het onmogelijk maakt om zijn bewegingen te voelen. Ze heeft geen idee hoe het met hem is en dat maakt haar bang.
‘Jonathan,’ weet ze uit te brengen tegen de bewegende schoenen om haar heen. Een tas wordt naast haar neergezet en iemand in een turquoise pak knielt ernaast. Haar pols wordt gepakt en er wordt iets over haar vinger geplaatst.
‘Hoort u mij, mevrouw?’
‘Ik wil Jonathan.’ Het kan haar niet schelen hoe ze het bij de maatschappij gaan aanpakken. Ze zoeken maar contact met de luchtverkeersleiding van het land waar hij nu overheen vliegt. Hij moet zo snel mogelijk na de landing haar kant opkomen.
‘Wat is uw naam?’
‘Waarschuw Jonathan.’
‘Wie is Jonathan?’
‘Mijn vriend. De vader van de baby.’
‘We gaan hem proberen op de hoogte te brengen. Wat is uw naam?’
‘Kim Flores.’
‘Heeft u al eerder in de zwangerschap bloed verloren?’ Onbekende handen draaien haar op haar rug en de pijn in haar buik neemt toe als haar benen recht worden gelegd. Om haar benen en bovenlichaam worden banden gespannen en ze voelt dat ze wordt opgetild.
‘Nee,’ kreunt ze. ‘Alles ging goed.’ De omgeving begint te bewegen en ze sluit haar ogen.
‘Kim, blijf wakker,’ is het laatste wat ze hoort, terwijl ze op de brancard de supermarkt wordt uitgereden.
Als in KRAAMKOORTS de vliezen van de hoogzwangere Kim voortijdig breken en haar vriend Jonathan door zijn werk als piloot niet continu voor haar kan zorgen, neemt Kim haar intrek in een kleinschalig kraamhotel midden op de Veluwe waar rust het hoogste goed is. Het ontbreekt haar aan niets in het idyllische bijgebouwtje naast het luxe landhuis van verloskundige Sophia en haar man Quinten.
Maar zodra Jonathan is vertrokken voor een vlucht naar de andere kant van de wereld, laat Sophia haar ware gezicht zien. Kims telefoon wordt haar ontnomen en ze verliest het contact met de buitenwereld. Haar argwaan groeit. Heeft Sophia wel het beste met haar voor?
Hoogzwanger, met gebroken vliezen, heeft Kim geen enkele mogelijkheid om te vluchten zonder haar baby in gevaar te brengen.
Hoe houdt ze zichzelf en haar kind in veiligheid, terwijl ze zo kwetsbaar, hulpbehoevend en afgesloten is van de wereld?
Sietske Scholten haar boeken eerst blogt? Lezers kunnen als het ware over haar schouder meelezen, terwijl ze het boek schrijft. Iedere werkdag ontvangen de lezers een nieuwe hoofdstuk en zitten vervolgens 24 uur in spanning te wachten op hoe het verder zal gaan. In een besloten Facebookgroep hebben de lezers contact met elkaar en wordt er druk overlegd over de personages, de ontwikkelingen in het verhaal en ze sparren over hoe het zal gaan aflopen. Sietske hoeft dus niet maandenlang solistisch te werken aan haar boek. Tijdens het schrijven kan ze haar verhaal al uittesten op publiek en snel bijsturen als het nodig is. Druk op de knop en lees meer over hoe dit blogroman-concept is ontstaat: