‘Smaakt het je niet?’ vraagt de voedingsassistent van het ziekenhuis. Ze wijst naar Kims volle bord boerenkool met worst op het uitschuifbare tafeltje naast het bed.
‘Ik krijg geen hap door mijn keel,’ verontschuldigt Kim zich. Onder de deken streelt ze met haar handen over haar dikke buik waarin haar baby heen en weer woelt. Het stelt haar gerust dat ze hem voelt bewegen onder haar vingers. Alles had anders kunnen lopen vandaag. Ze had nu naast een couveuse kunnen zitten. Als het ernstiger was geweest, had hij het misschien niet eens overleefd. De placenta had kunnen loskomen. Waarschijnlijk zijn er nog een tal van mogelijkheden waar ze aan het nippertje aan is ontsnapt. Haar toch al omvangrijke angsten zijn na vandaag alleen maar meer gevoed.
‘Zal ik het bord meenemen?’ gaat de voedingsassistent verder.
‘Kim?’ roept Jonathan. Ze draait zich naar de deuropening en haar hart maakt een sprong als ze hem de kamer ziet binnenlopen. De bigshopper zet hij op de grond naast haar bed om zijn armen om haar heen te kunnen slaan en hij kust haar op de mond. ‘Wat ben ik blij om je te zien.’ Ze voelt hoe klein ze wordt in zijn omhelzing. Vanaf het moment in de supermarkt had ze de pijnlijke steken met ingehouden kreunen opgevangen en het bloed met droge ogen bekeken, maar nu in Jonathans armen stuwen de tranen zich een weg omhoog. Luid snikkend legt ze haar hoofd in zijn hals waar ze zijn vertrouwde geur opsnuift.
‘Ik kom straks wel terug, mevrouw Flores,’ hoort ze de voedingsassistent zeggen.
‘Ach, lieverd.’ Zonder de omhelzing te onderbreken gaat Jonathan zitten op het bed. ‘Wat zal je bang geweest zijn. Hoe is het nu met je? Wat zeiden de artsen? Is de bloeding gestopt? Is het gevaarlijk voor de baby?’
‘De baby is niet in gevaar,’ huilt ze.
‘Rustig maar.’ Hij streelt met zijn vingers over haar schouder om haar te bedaren.
‘Als alles goed gaat, mag ik morgen weer naar huis, maar…’ Ze komt overeind uit de omhelzing en veegt met de punt van haar deken over haar natte wangen. Langs Jonathans schouder ziet ze dat haar kamergenote naar hen zit te kijken.
‘Wat?’ vraagt Jonathan.
‘Het was verschrikkelijk, daar in de supermarkt. De pijn, het bloed. Ik lag op de grond, voor de bak met de trossen bananen. De gedachte dat jij ergens boven Azië vloog, maakte het nog angstiger. Je was zo ver weg. Wat moest ik? Ik kon je niet eens bellen. En als ik je al had kunnen bereiken, dan nog kon je niet naar mij toe.’
‘Het spijt me. Ik zou willen dat ik bij je was geweest.’
‘Kun je niet vragen of je per direct met verlof mag?’
‘Dat gaat niet, Kim. Dat weet je. Je zei net zelf dat alles goed gaat nu. Je bent vijfendertig weken zwanger.’
‘Bijna zesendertig.’
‘Ja, bijna. Maar het zou kunnen dat het nog vier tot zes weken duurt voor de baby komt. Als ik al thuis zou kunnen blijven dan ben ik mijn vakantiedagen al kwijt nog voor de baby geboren is. Ik wil juist die eerste weken van zijn leven niet missen.’
‘Maar wat moet ik dan?’ Een nieuwe golf van tranen stroom over haar wangen.
‘Ik vind het ook heel vervelend om je alleen te laten. En ik maak mij heel veel zorgen om de baby. En om jou.’
‘Het gaat gebeuren, Jonathan. Het is niet voor niets dat ik er al maanden nachtmerries van heb. Je zult er niet zijn als de baby komt. Ik voel het.’ Jonathan pakt haar schouders beet en kijkt haar indringend aan.
‘Niet zo denken, Kim. Ik ben erbij. Echt.’
Ze schudt haar hoofd.
‘Zie je dan niet wat zo’n dag als vandaag ons probeert te vertellen? We hebben het niet in de hand. De baby komt op een willekeurig moment.’
‘Ik snap het, maar het kan ook nog weken duren. We weten het niet. En de periode is te lang om vrij te nemen. Mijn baas ziet mij aankomen. Ik ben niet de eerste piloot die vader wordt. Ik kan mijn baan niet op het spel zetten.’
‘Maar ik durf niet meer alleen te zijn.’ Wazig kijkt ze door de dikke tranen voor zich uit. Het maakt haar wanhopig dat ze hem niet kan overhalen.
‘Dat hoeft ook niet. Ik ga ervoor zorgen dat je niet meer alleen zult zijn.’ Hij staat op van het bed en pakt de shopper van de grond. ‘Waar wil je dit hebben?’
‘Zou je het in de kast willen leggen?’ Ze knikt naar de lange smalle kast naast het raam.
‘Natuurlijk.’ Hij loopt om het bed heen, opent het deurtje en legt het ondergoed op een plank, de toilettas zet hij ernaast en de nachtkleding hangt hij aan hangertjes. De lege shopper zet hij onder in de kast. ‘Waar wil je de boeken?’
‘Leg ze maar op het tafeltje, zodat ik erbij kan.’
Terwijl hij de stapel boeken naast haar glas water en het onaangeraakte bord boerenkool met worst legt, volgt ze met haar blik zijn bewegingen tot haar aandacht wordt getrokken door de baby die hard trapt tegen de baarmoederwand.
‘Hè!’ zegt ze tegen Jonathan. ‘Volgens mij hoort iemand hier dat je er bent.’ Ze slaat de deken een stukje opzij. Het lange patiëntenhemd dat ze van het ziekenhuis heeft gekregen, omdat haar jurk onder het bloed zat, zit strak bij haar buik. Het past maar net.
‘Oh ja?’
‘Voel maar.’ Ze pakt zijn hand en ze drukt hem op de plek waar ze de baby voelt. Jonathan legt zijn andere hand ernaast en buigt zijn hoofd naar haar buik.
‘Dag mannetje, papa is hier. Nog wel blijven zitten, hè, ventje. Het is nog geen tijd.’ Vertederd kijkt ze naar hem. De laatste weken is hij zo vaderlijk geworden. Nog zo’n teken dat hij klaar is voor het gezinsleven. Hoe zal het zijn als de baby er straks is? Ze kan zich niet voorstellen dat haar buik weer leeg zal zijn. Dat deze momenten, waarin Jonathan zo zoet tegen haar buik spreekt, over zullen zijn. Hij drukt een kus op de strakgespannen stof van het ziekenhuishemd en liefdevol haalt ze een hand door zijn korte rossige krullen. Zijn haar zit warrig. Het valt haar nu pas op dat hij zijn spijkerbroek en zijn witte T-shirt aanheeft. Niet zijn uniform.
‘Heb je je al omgekleed?’
‘Uh ja, ik dacht… omdat je zei dat er toch geen haast was…’
‘En Thesis?’
‘Ik heb zijn water verschoond en zijn brokjes aangevuld.’
‘Slaap je vannacht in mijn huis? Om Thesis gezelschap te houden?’
Jonathan perst zijn lippen op elkaar en schudt zijn hoofd.
‘Thesis kan prima alleen zijn,’ zegt hij.
‘Mag ik jullie erop wijzen dat het bezoekuur een half uur geleden al was afgelopen?’ zegt een verpleegkundige die de kamer in komt.
‘Mijn vriend is er net,’ verklaart Kim.
‘Het is ziekenhuisbeleid.’ Ze loopt naar de monitor, drukt een paar knoppen in en checkt het infuus van Kim.
‘Het is oké. Ik ga,’ gaapt Jonathan. Hij slaat zijn hand voor zijn mond om de geeuw aan het zicht te onttrekken. ‘Ik ben al meer dan vierentwintig uur op.’
Kim knikt teleurgesteld. Wat zou ze graag willen dat ze nu thuis was en tegen hem aan kon kruipen in bed. Dat ze in zijn armen in slaap kon vallen. De gedachte dat ze waarschijnlijk morgen naar huis mag, stelt haar gerust. In dat geval zijn het nog maar een paar uurtjes die ze moet overbruggen. Hopelijk houdt de baby haar vannacht niet wakker en zullen de uren voorbijvliegen. Ze probeert zich het schema te herinneren op de koelkast.
‘Wanneer moet je weer werken?’
‘Morgenavond.’
‘Dan alweer? Kun je niet wisselen, zodat je iets meer dagen thuis bent?’
‘Dat gaat niet. Maar maak je geen zorgen,’ zegt hij met een paar korte klopjes op haar onderarm. ‘Ik ga iets voor je regelen, zodat je niet alleen zult zijn als ik weg ben. Beloofd.’ Hij buigt voorover en kust Kim op haar voorhoofd. ‘Welterusten, lieverd. Bel mij als er iets verandert.’
Met een onbestemd gevoel in haar onderbuik ziet ze hoe hij naar de openstaande deur van de kamer loopt en haar een handkus toewerpt, voordat hij de gang in verdwijnt.
Als in KRAAMKOORTS de vliezen van de hoogzwangere Kim voortijdig breken en haar vriend Jonathan door zijn werk als piloot niet continu voor haar kan zorgen, neemt Kim haar intrek in een kleinschalig kraamhotel midden op de Veluwe waar rust het hoogste goed is. Het ontbreekt haar aan niets in het idyllische bijgebouwtje naast het luxe landhuis van verloskundige Sophia en haar man Quinten.
Maar zodra Jonathan is vertrokken voor een vlucht naar de andere kant van de wereld, laat Sophia haar ware gezicht zien. Kims telefoon wordt haar ontnomen en ze verliest het contact met de buitenwereld. Haar argwaan groeit. Heeft Sophia wel het beste met haar voor?
Hoogzwanger, met gebroken vliezen, heeft Kim geen enkele mogelijkheid om te vluchten zonder haar baby in gevaar te brengen.
Hoe houdt ze zichzelf en haar kind in veiligheid, terwijl ze zo kwetsbaar, hulpbehoevend en afgesloten is van de wereld?
Sietske Scholten haar boeken eerst blogt? Lezers kunnen als het ware over haar schouder meelezen, terwijl ze het boek schrijft. Iedere werkdag ontvangen de lezers een nieuwe hoofdstuk en zitten vervolgens 24 uur in spanning te wachten op hoe het verder zal gaan. In een besloten Facebookgroep hebben de lezers contact met elkaar en wordt er druk overlegd over de personages, de ontwikkelingen in het verhaal en ze sparren over hoe het zal gaan aflopen. Sietske hoeft dus niet maandenlang solistisch te werken aan haar boek. Tijdens het schrijven kan ze haar verhaal al uittesten op publiek en snel bijsturen als het nodig is. Druk op de knop en lees meer over hoe dit blogroman-concept is ontstaat: